Vlaanderen
Hoe lang nog?
Het gaat er plezierig toe in ons gezegend landje sedert eenigen tijd! Wanneer Vlamingen, terecht verontwaardigd over de vernederingen die hun in hun eigen stad door verfranschte landgenooten worden aangedaan, daartegen luide hun stem verheffen, dan zendt men politiehonden op hen af en mishandelt men hen. En wanneer Vlamingen, te midden van hun Waalsche broeders (?) gevestigd, bij de blijde intrede van den Koning te Bergen op 10 Sept. j.l. aan hun koningsgezinde en vaderlandsche gevoelens uiting geven in hun eigen taal door toe roepen: ‘Leve de Koning! Leve België!’, dan worden zij door die broeders mishandeld en hun vaandel in stukken gescheurd.
Ziedaar twee feiten welke kenschetsend zijn voor de toestanden die in ons land heerschen. Het is aan de Vlamingen niet toegelaten, bij straf van slagen, om zich in Vlaanderen of in Wallonië als Vlamingen te gedragen. In Vlaanderen moeten zij hun rechtmatige verontwaardiging, in Wallonië hun taal in hun zak steken. En het eenige wat hun niet ten kwade wordt geduid, is, dat zij deemoedig hun rug buigen in een slaafsche houding en zwijgen.
Goedzakkige, erger dan goedzakkige nog, laffe Vlamingen, hoe lang zult gij al die beleedigingen nog verdragen? Of vindt gij dat het nog niet genoeg geweest is? Weet gij wat Uw plicht geweest was, toen men U dien nieuwen smaad aandeed, indien gij werkelijk een volk met karakter waart? Uw plicht zou het geweest zijn, dat gij allen, zonder onderscheid van stand, geloof of denkwijze, als één man, geheel spontaan, op straat gekomen waart in alle steden en dorpen van Vlaanderen en U vereenigd hadt tot een machtige betooging, en daarboven zou weergalmd hebben de kreet van den te lang getergden slaaf, die eindelijk tot het besef van zijn menschwaardigheid zou gekomen zijn. Misschien zouden op Uw tocht door de straten en langs de pleinen Uw geluiden van verontwaardiging zoo sterk tegen de deuren en de ruiten van Uw vijanden gebeukt hebben, dat sommige zouden opengesprongen of rinkinkelend gebroken zijn. Misschien zou men nogmaals getracht hebben U met honden of met sabelslagen in bedwang te houden, maar gij zelf zoudt die honden gemuilband en die sabels terug in haar scheeden gestoken hebben. En van dat oogenblik af zoudt gij de meesters in Uw eigen land geweest zijn, in plaats van de knechten, en zoudt gij U niet meer hebben laten honen door Uw talrijke vijanden, die U voortdurend tergen en uitdagen, zonder dat gij ook maar even in verzet komt.
Ja, gij zijt een tot lafheid toe verduldig volk! Sedert dertig jaar bestaat er een wet op het gebruik van het Nederlandsch in het middelbaar onderwijs. Die wet wordt slechts heel onvolledig toegepast; en gij roert niet!
Sedert vijf en dertig jaar bestaat er een wet op het gebruik van het Nederlandsch in bestuurszaken. Die wet wordt slechts heel onvolledig toegepast; en gij roert niet!
Er bestaan wetten op het gebruik van het Nederlandsch in rechterlijke zaken. Die wetten zijn heel onvolkomen; niet toepasselijk op burgerlijke en handelsgedingen. Gij weet het, maar gij roert niet!
Te Brussel zijn in de school voor achterlijke kinderen 90% Vlamingen tegen 10% Walen, het gevolg van het onzinnige onderwijsstelsel in die stad, waardoor de echt Vlaamsche kinderen in het Fransch worden opgeleid. Gij staat toe, dat men die misdaad aan Uw kinderen pleegt, dat men jonge geesten vermoordt, dat men talrijke kleinen onbekwaam maakt om den strijd voor het bestaan te strijden zooals het behoort. En gij roert niet!
Te Brussel ook heeft een vreemdeling, een Engelschman, voor eenige jaren bevonden, dat de werkman uit de hoofdstad de slechtste is van heel België, wat vakkennis en bekwaamheid betreft; het gevolg van het eentalig Fransche vakonderwijs, dat hem verstrekt wordt. Gij weet het en gij roert niet!
Bijna al de meisjesscholen, zoowel de openbare als de vrije, op weinige uitzonderingen na, zijn op Fransche leest geschoeid. Gij weet dat daar de geesten gevormd worden van haar, die de toekomstige moeders van Uw kinderen zullen zijn, die zoo een groote macht op de voel- en denkwijze van die kinderen zullen uitoefenen; die geroepen zullen zijn om onwillekeurig liefde voor een volk, voor de taal van dat volk, voor de beschaving van dat volk in te boezemen. Gij weet dat in de meeste gevallen noch Vlaanderen, noch zijn bevolking, noch zijn taal, noch zijn beschaving door die moeders onder de aandacht van haar kinderen zullen gebracht worden; gij weet dat aldus geslacht op geslacht voor Vlaanderen verloren gaat. En gij roert niet!