De Nederlandsche Bank voor Zuid-Afrika werd omstreeks 1887 opgericht als de Nederlandsche Bank en Credietvereeniging voor Zuid-Afrika met kantoren te Amsterdam, Pretoria en Johannesburg. Zij kon later haar kapitaal tot £ 400,000 uitbreiden, zag zich echter in 1909 genoodzaakt daarvan £ 160,000 af te schrijven. Zij heeft thans kantoren te Amsterdam, Londen, Johannesburg, Pretoria, Witbank, Premier Mine, Bloemfontein en Kaapstad.
De Transvaalsche Bank en Handelsvereeniging werd opgericht in 1898 met een kapitaal van £ 100,000 hetwelk later in 1904 en 1905 achtereenvolgens werd verhoogd tot £ 400,000. Zij heeft kantoren te Amsterdam, Londen en Johannesburg. Het kantoor te Pretoria werd onlangs opgeheven.
De Pretoria Hypotheek Maatschappij opgericht in 1889 werkt thans met een aandeelenkapitaal van nominaal f 3,500,000 (waarop op betaald f 700,000) en een obligatiekapitaal van f 10,440,000.
De Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Hypotheekbank eveneens opgericht in 1889 werkt thans met een aandeelenkapitaal van nominaal f 2,000,000 (waarvan op betaald f 950,000) en een obligatiekapitaal van f 6,550,000.
Als agente van de Nationale Bank van Zuid-Afrika onderhoudt voorts Labouchère Oyens & Co's Bank te Amsterdam betrekkingen met Zuid-Afrika.
Er bestaat nog eene financiele Maatschappij voor Zuid-Afrika, maar deze is thans in likwidatie. Zij heeft trouwens weinig rechtstreeksche zaken met Nederland gehad, daar haar werkkring zich meer bepaalde tot het deelnemen in enkele mijnondernemingen en aankoop van enkele vaste eigendommen.
De relatie van werkelijk belang tusschen Nederland en Zuid-Afrika bestond voor den oorlog van 1899 tot 1902 in de Zuid-Afrikaansche Spoorweg-Maatschappij. Haar aandeelenkapitaal werd voor het meerendeel in Nederland gehouden en dit was eveneens het geval met een aanzienlijk deel harer obligatieleening. Het is bekend dat door de overname van den Spoorweg door de Britsche Regeering deze financieele verbinding van Nederland met Zuid-Afrika thans niet meer bestaat.
In het geheel genomen is dus het rechtstreeksch geldelijk belang, hetwelk Nederland in Z.-Afrika heeft, bedroevend klein en het ziet er voorloopig niet naar uit, dat hierin verbetering zal komen. Met uitzondering der beide genoemde Hypotheekbanken kunnen de in Z.-Afrika werkende Nederlandsche geldelijke instellingen niet op succes bogen. Het is hier niet de plaats de redenen daarvoor te bespreken. Het zij genoeg het feit vast te stellen. Op een enkele uitzondering na kan hetzelfde gezegd worden van verschillende handel-maatschappijen, mijnbouw- en land-maatschappijen, die in de laatste 25 jaren in Nederland werden opgericht. Voor het meerendeel zijn zij reeds lang gelikwideerd.
Het is alsof er geen zegen rust op Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche ondernemingen.
Onder deze omstandigheden is het niet te verwonderen, dat er bij het beleggend publiek in Nederland geen groote lust bestaat om zich voor Zuid-Afrikaansche zaken te interesseeren, te meer nu in Nederlandsch Indische ondernemingen in de laatste jaren door hen veel geld verdiend is.
Naarmate de handelsbetrekkingen tusschen Nederland en Zuid-Afrika zich uitbreiden, zal op den duur in deze omstandigheid eene verandering ten goede komen. In de eerste plaats kan daarvan voordeel trekken de bovengenoemde Nederlandsche Bank voor Zuid-Afrika door een uitgebreider wisselverkeer. Zoo zullen andere bestaande Nederlandsche ondernemingen er voordeel van trekken, alsmede wellicht op te richten zaken.
Hoe meer men in Nederland het streven der Nederlandsche Kamers van Koophandel alhier steunt, hoe meer de betrekkingen tusschen Nederland en Zuid-Afrika zich zullen uitbreiden, hoe meer kansen tot plaatsing van landgenooten zich zullen voordoen en hoe meer het Nederlandsche element versterkt zal worden.
Evenals verstandige zendelingen beginnen met de heidenen werken te leeren en daardoor hen op te voeden tot ontvankelijkheid voor het Christendom, evenzoo vormen in een overzeesch gewest de handelsbetrekkingen met het moederland de grondvesten voor het gebouw, waarin taal- en stamverwantschap een plaats vinden. Eene voortdurende versterking van het Nederlandsche element in Zuid-Afrika kan alleen bereikt worden langs economische en handelswegen, welke uit den aard der zaak met elkander evenwijdig loopen.
Naarmate die versterking dan plaats heeft zal zulks ook de financieele betrekking met Nederland weder ten goede komen.
P.C. BAERVELDT.