Nederland en de Scheepvaart.
Aan de Redactie van Neerlandia.
Met veel genoegen las ik in het mij heden toegezonden Juni-nr. van Neerlandia een artikel, getiteld: ‘Nederland op Scheepvaartgebied’.
Het trof mij echter, dat de twee laatste zinnen van dit artikel op blz. 130 een tegenstrijdigheid bevatten.
Hier staat namelijk:
‘Op Rusland na heeft ons land de minste verliezen gehad’ en dadelijk daaronder: ‘Onze koopvaardijvloot komt op de lijst der verongelukte schepen met de minste verliezen voor’.
Als geregeld lezer van het ook door U genoemde blad Het Nederlandsch Zeewezen zou ik er even op willen wijzen hoe dit hier aangegeven staat, n.l.
Voor het gemiddelde percentage vlootverlies over de jaren 1904-1912, bekleedt Nederland de tweede plaats, terwijl alleen over het jaar 1911 het percentage der verongelukte schepen het laagst is voor ons land.
Dit is echter zeer wisselvallig en hangt van vele omstandigheden af. Zoo is bijv. Rusland, dat over de jaren 1904-1912 het laagste percentage heeft, over het jaar 1911 al heel ongelukkig geweest en staat voor dat jaar als No. 10 op het lijstje.
Hierop wilde ik even Uw aandacht vestigen, daar vooral in dezen tijd, waarin zoo veel over onze scheepvaart wordt gesproken, met het oog op de E.N.T.O.S., het bovenaangehaalde gezegde, dat ons land de minste verliezen op zee gehad heeft (zonder aanduiding van een tijdvak) aanleiding zou kunnen geven tot verkeerde opvattingen.
Hoogachtend,
UEd. dw. dr.,
W.C. BONEBAKKER,
Amsterdam, 31 Mei 1913.
lid A.N.V.