Neerlandia. Jaargang 17

Samenwerking der Jongelieden-Afdeelingen

Een reeds lang gekoesterd plan van de Jongel.-Afdeeling Rotterdam, werd Paaschmaandag verwezenlijkt. Het bestuur wenschte de reeds bestaande samenwerking tusschen de Jongel.-Afd. uit te breiden. Te dien einde werd met de voorzitters der Jongel.-Afd. Den Haag en Haarlem, reeds een paar weken voor Paschen een samenspreking gehouden, welke leidde tot de samenkomst van de besturen der Jongel.-Afd. te Rotterdam op den 2en Paaschdag.

Een geregeld verslag zou te veel plaats eischen. Bepalen we ons dus tot de hoofdzaken:

Ochtendvergadering: Om half 11 waren de volgende besturen vertegenwoordigd: Amsterdam door 3, Den Haag door 6, Haarlem door 1, Hellevoetsluis door 4, Schiedam door 3, Utrecht door 1 en Rotterdam door 6 leden.

De voorzitter der Rotterd. Jongel.-Afd., de heer M.C. van Vooren Jr., opende de vergadering met een hartelijk welkom aan de aanwezigen en een door hem geopperd plan, om ieder jaar een dergelijke samenkomst te houden vond grooten bijval. De volgende punten werden daarna behandeld:

a. Samenwerking tusschen de verschillende Jongel. Afd. onderling.

Den Haag meende, dat de bestaande samenwerking goed was, waartegen Rotterdam aanvoerde, dat in die samenwerking, hoewel niet slecht, meer eenheid moest komen. Men stuitte echter op het bezwaar, dat iedere Afdeeling, afzonderlijke Afdeelingsbelangen heeft.

Het wederzijdsch uitnoodigen op vergaderingen, uitvoeringen enz. en het elkaar op de hoogte houden van belangrijke gebeurtenissen, zou blijven bestaan, maar zoo spoedig het algemeene belangen gold, zou men van gedachten wisselen en zoo noodig besluiten nemen.

b. Gemeenschappelijke propaganda.

Dit punt gaf aanleiding tot velerlei besprekingen, maar men kwam tot de slotsom, dat op iedere plaats afzonderlijk, verschillend propaganda gemaakt moet worden, zoodat daaromtrent niets beslist kon worden. Persoonlijke propaganda werd echter ten zeerste aanbevolen.

Bij dit punt kwam ook ter sprake het houden van lezingen. Allen waren het er vrijwel over eens, dat het meestal geldelijke bezwaren waren, die het houden van meer lezingen tegenhield. Sprekers die òf om niet òf tegen een geringe vergoeding een lezing wilden houden, zijn schaarsch. Men besloot uit de Afd. Den Haag een persoon te benoemen, die de adressen van bovenbedoelde sprekers (waarvan er in elke Afdeeling toch wel eenigen zouden te vinden zijn) onder zijn berusting zou houden. Het bestuur van een Jongel.-Afd. zou zich dan tot dien persoon kunnen wenden, indien zij een lezing wilde geven.

c. Briefkaartenwisseling met stamverwanten.

Dit voorstel van Rotterdam beoogde, personen in 't buitenland, die belang stelden in een bepaald iets van Nederland (b.v. kleederdrachten) in kennis te brengen met Nederlanders, die iets dergelijks uit 't buitenland wenschen. Den Haag merkte zeer terecht op, dat hieruit al spoedig de reeds bestaande briefwisseling zou voortvloeien, maar liet tevens uitkomen, dat de jongelui daaraan te weinig aandacht schonken. Op voorstel van Haarlem werd toen besloten, een persoon te benoemen, die alle adressen onder zijn berusting zou krijgen van (zoowel binnen- als buitenlandsche) jongelui, die elkaar over en weer wenschten te schrijven en, indien dit gewenscht werd, over welk onderwerp. Deze persoon zou uit de Rotterdamsche Jongel.-Afd. worden benoemd.

Middagvergadering: Het belangrijkste punt van deze vergadering was:

d. Een afzonderlijk eigen orgaan voor de Jongel.-Afd.

Men ontmoette allerlei moeilijkheden zooals, kosten, samenstellen van een redactie, medewerking door het schrijven van stukjes enz., zoodat dit voorstel (van Haarlem) verworpen werd. Hierop stelde Hellevoetsluis (gesteund door Rotterdam), voor, een bijvoegsel in Neerlandia alleen voor Jongel.-Afd., werk voorstel aangenomen werd en aan de goedkeuring van het Groepsbestuur zou onderworpen worden, zooals alle besluiten van dien dag.

Bij de rondvraag werd door Amsterdam steun gevraagd voor het door hen op de Groepsvergadering in te dienen voorstel, om 20% van de inkomsten aan de Groepskas af te dragen. Men besloot Amsterdam te steunen.

Een voorstel van den heer Van Vooren om een Centrale Boeken-Commissie uit de Jongel.-Afd. samen te stellen, werd na eenige besprekingen verworpen.

Een voorstel van Amsterdam, dat alle Jongel.-Afd. éénzelfde insigne zouden krijgen, werd niet afgehandeld, omdat men daaromtrent niet tot overeenstemming kon komen. De heer Vrijheid sloot hierop de vergadering en hiermede was het officieele gedeelte afgeloopen.

Nu begaf het gezelschap zich naar de Diergaarde, waar door de Rotterd. Jongel.-Afd. in het Societeitsgebouw, thee werd aangeboden. Met belangstelling werd vooral de mooie Paaschtentoonstelling in de broeikassen bezichtigd. Toen volgde een wandeling langs de Singels, het Park en de Havens en terug naar het Poolsch Koffiehuis, waar men te 7 uur aan een gemeenschappelijken maaltijd aanzat. Aan tafel werd door ongeveer allen het woord gevoerd. Ons Verbond en zijn leiders en voormannen werden in menige aardige toespraak herdacht. Na tafel bleef men onder gezelligen kout nog een uurtje bijeen.

Allen hadden een pleizierigen dag gehad, zoodat het door ons beoogde doel bereikt is. De vriendschapsband tusschen de besturen der verschillende Jongel.-Afd., dat is, tusschen jongelui, die allen de beginselen van het A.N.V. nastreven, kàn niet anders, dan den bloei van het Algemeen Nederlandsch Verbond verhoogen en ons Verbond versterken. Wij wenschen van harte, dat het Verbond nog grooter vlucht moge nemen. Lang leve ons Verbond!

Rotterdam, April 1913.

J. DE GROOT.

[p. 107]

1e Rij zittend van links naar rechts: Chr Luyten, W. Leverstein, Mej. M.C. Roodenburg, M.C. van Vooren Jr., Voorz., allen te Rotterdam; Mej. Jo van Emden, Den Haag; H.M. Vrijheid, voorz Haarlem; J. Voskuyl, Voorz. Amsterdam.
2e Rij: Mej. J. Noorenburg, Schiedam; Chr. Montijn, Rotterdam; Mej. L Wessels, Hellevoetsluis; Mej. A. van Uijen, Mej. E. van van Geuns, beiden te 's-Gravenhage; F.D.M. Mullaardt, Mej. D. Wessels, beiden te Hellevoetsluis; Mej. G.W. van Rijn, Amsterdam; Mej. T. Vegter, Schiedam; A.E.J. Wix, Amsterdam.
3e Rij: L.L. de Brauwer, Schiedam; S. Monhemius, H. Mondt, beiden te 's-Gravenhage; J. de Groot, Rotterdam, H.G.C. Cohen Stuart, Utrecht; H.J. Koot, D.J. Frik, voorz., beiden te Hellevoetsluis.