Nationale slapte.
Aldus kenschetst de Provinciale Groninger Courant een neiging in ons volk om te dulden wat onze eer te na moest zijn.
Wel is men langzamerhand gaan inzien, dat ‘Nederland niet is het achterlijkste, slechtste, sukkelachtigste, malste land van Europa in tegenstelling met het buitenland, waar alles beter, flinker, vlugger en grooter is.’
‘Men heeft leeren begrijpen, dat een zeker gevoel van eigenwaarde ons niet zou misstaan en dat wij ons voor onze vaderlandsliefde volstrekt niet behoeven te schamen. Integendeel - men begrijpt nu, dat het voor ons volksbestaan en voor onze volkskracht, onze volksgezondheid nuttig en noodig is dat nationale besef hoe langer hoe meer aan te kweeken.’
‘Maar toch aanvaardt het Nederlandsche volk nog allerlei toestanden, die het niet moest dulden. Dat men een standbeeld met een Duitsch opschrift aan Nederland cadeau doet, is een grove onbeleefdheid, die ten onzent niet voldoende als zoodanig gevoeld wordt. Dat men op zuiver-Nederlandsche spoorweglijnen wagens laat loopen met Duitsche opschriften is al mede een bewijs van onze laksheid op nationaal gebied. Dat men in vele Nederlandsche hotels in Nederlandsche hoofdsteden Duitsch moet kennen om goed bediend te worden is ergerlijk. Dat in den trein die te 4.40 uit Amsterdam vertrekt tusschen Amsterdam en Emmerik, dus alléén op Nederlandsch gebied, een eetwagen loopt, waarvan de aankondiging alléén in het Duitsch geschiedt en waarvan de bediende Duitsch praat, is al mede een van die teekenende verschijnselen.
Zoo zijn er vele te noemen, die nog altijd bewijzen dat wij, nationaal gesproken, wat slap zijn. Wij kunnen en moeten eischen, dat men in Nederland wanneer men zich tot Nederlanders wil richten, de Nederlandsche taal gebruikt.’