Zuid-Afrikaansche Brieven.
VII.
Pretoria, 27 Jan. 1913.
De rust zal weerkeeren. Het gevaar van scheuring in de Z.-Afr. Partij is geweken. Wanneer deze brief in Neerlandia verschijnt, zal men in Holland en daarbuiten reeds lang op de hoogte zijn van het verloop der crisis hier. Eergisteren - Zaterdagmorgen - heeft men in een vergadering der Unie-Volksraadsleden, die tot de Z.-Afr. Partij behooren, besloten het gezag en de leiding van Generaal Botha weder ten volle te erkennen en hem steun en trouw te beloven.
Er zal dus niet een Hertzog-partij en een Bothapartij zijn, doch een Zuid-Afrikaansche partij, waarvan de Botha-politiek de staatkunde is.
Die Botha-politiek is ook geen andere gebleken dan de Hertzog-politiek. Het verschil schuilde hoofdzakelijk hierin, dat Generaal Hertzog zich meer dan eens door zijn gevoelens laat meesleepen en dan woorden gebruikt, die onze Engelsche medeburgers in hun nationale gevoelens kwetsen of hun op hun achterste beenen brengen, woorden die meestal niet zoo scherp zijn bedoeld als zij klinken; terwijl Generaal Botha altijd zoekt naar de meest verzoenende uitdrukkingen. Op Generaal Botha is het bijbelwoord van toepassing: Voorzichtig gelijk de slangen en oprecht gelijk de duiven. Voor Generaal Hertzog staat geschreven: Wie niet veinzen kan, zal niet heerschen. Ziedaar het verschil tusschen beide mannen. Botha is de geboren diplomaat, Hertzog is te oprecht en tegelijk niet altijd voorzichtig. Hij is om die eigenschappen het Afrikaner-volk niet minder lief, maar zij maken hem ongeschikt voor regeerder, vooral in dit land, waar overal verdachtmaking gereed staat om half of geheel voltooid werk te vernielen.
Aan de trouw van beide voormannen kan echter niemand twijfelen. Voor Generaal Botha getuigt een gansche loopbaan als politikus. Hij heeft het volk te zamen gebracht tot een machtig geheel; hij heeft voor Z.-Afrika zelfbestuur weten te verkrijgen; alleen door zijn politiek was het mogelijk, dat de Unie werkelijkheid werd. Voor Generaal Hertzog spreken zijn woorden niet alleen, maar eveneens zijn daden. ‘Hij is een man’, zeggen de Afrikaners, en door zijn manmoedig optreden der laatste twee jaren heeft hij de harten van het volk gewonnen, en niet van de Hollandsche Afrikaners alleen, ook van vele Engelschen. Ik heb ze hier gesproken, die vurig pro-Hertzog waren, we hebben zulke Engelschen het woord hooren voeren ter gelegenheid van Hertzog-betoogingen. Maar al die Britten waren Zuid-Afrikaners in de eerste plaats en in de tweede Engelschen. En zulken zijn er velen hier te lande. Een Unie-Volksraadslid als Prof. Freemantle, heeft het vastgelegd, dat hij de Hertzog-politiek, die wil waken tegen de verbastering der Afrikaner-natie, ten volle onderschrijft.
De politieke figuur van een Hertzog prikkelt de Engelschen van een ander slag, Engelschen voor wie Engeland nog altijd hun ‘home’ is; maar ook Britten, die door geboorte, familie- en andere betrekkingen nog nauw aan Engeland zijn verbonden, al beschouwen zij Zuid-Afrika reeds als hun tweede vaderland.
En toch hebben diezelfde Engelschen eerbied voor die figuur. Zij haten en achten Hertzog tegelijk. Dit is misschien het lot van alle sterke persoonlijkheden. Teekenend in dit verband is wat een zijner grootste tegenstanders, de Transvaal Leader, het Unionistische dagblad te Johannesburg, van hem zegt:
‘Vandaag is er waarschijnlijk niemand, die hem niet van aangezicht tot aangezicht, of uit portretten of spotprenten kent. Het forsche, vastberaden, bleeke gezicht, de dunne saamgeperste lippen, het breede kakebeen met de aggressieve lijn naar de kin. De rechte neus, bezet met den bril, door welks glanzende glazen scherpe oogen schifteren, de wenkbrauwen, meer hoog dan breed geteekend en de achterwaartsche kruin van het hoofd zijn kenteekenen, die zich zoo scherp in het geheugen griffen, dat de kunstenaar die lijnen gemakkelijk kan weergeven. Daardoor ziet men nooit een onherkenbare teekening van Hertzog, zooals met andere politieke voormannen het geval is... Zijn 45 jaren hebben, de geweldige spanning der laatste 12 jaren ten spijt, nog geen haar grijs gemaakt.’
Dan teekent deze tegenstander Gen. Hertzog gedurende den oorlog, toen hij de Wet's voornaamste luitenant was. In de Times-geschiedenis van den Z.-Afr. oorlog wordt op eervolle wijze over hem geschreven. Toen President Steyn zich in een modderige landstreek bevond, aan drie kanten door den spoorweg ingesloten en aan de vierde zijde door een volle rivier, en omringd door een dozijn Britsche kolonnes, toen redden Hertog's vernuft en behendigheid den President, die even vastberaden was zich niet gevangen te geven.
‘Aan Hertzog is de eer te beurt gevallen door een Engelsch oorlogsschip te worden beschoten - het was te Lamberts Baai.
‘Hij was een der eersten die de tucht heeft gehandhaafd met den sjambok en hij deed dit gestreng. Hij aarzelde niet naturellenspionnen of Boeren-verraders met den kogel te straffen. In den aanvang waren zijn Burgers vaak huiverig die vonnissen uit te voeren, maar later werd die huivering minder. En ieder, die Hertzog kent, weet dat hij in dien tijd nimmer een vonnis heeft geveld zonder kalm overleg en rechtvaardig en onpartijdig onderzoek.’
‘Hij was mede oorzaak, dat een groot gedeelte der Boeren-kommando's zich niet vóór het einde van den oorlog heeft overgegeven.’
‘Hij heeft te Stellenbosch en te Amsterdam gestudeerd. Zijn studietijd in Holland was vooral merkwaardig door den tegenzin in en de zeldzaamheid en kortheid van zijn bezoeken aan Engeland. Zelfs toen