Neerlandia. Jaargang 17
(1913)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
toch eischt de richting van het Verbond dat ik de staatkunde ter zijde laat, zoodra ik voor Neerlandia ga schrijven. Maar de nationale beweging is hier zoo nauw samengeweven met de staatkunde, vormt er zulk een ingrijpend deel van dat het onmogelijk is de een van de ander te scheiden. Neerlandia heeft dit terecht ingezien en meermalen plaats verleend aan betoogen over Zuid-Afrika, die indien zij niet politiek waren, er dan toch heel dicht bij stonden. Ik zou bovendien mijn plicht als overzichtschrijver te kort doen, wanneer ik thans zweeg over de verblijdende teekenen, die overal waarneembaar zijn en die ons met een opgewekt hart het jaar doen uittreden en vol vertrouwen het nieuwe doen in gaan. Op deze tijden is met recht en reden Vondel's woord van toepassing: Het lichtet overal. De stroom van het nationalisme is wassende met zoo groote kracht als niemand dit waarschijnlijk had kunnen denken. Ik weet hoe menigeen, die hier streed voor de nationale idealen, zich menigmaal heeft afgevraagd: Vindt mijn woord, mijn streven nu weerklank bij mijn volk? Doch men hield vol, omdat men zijn eigen ideaal wilde hooghouden. Het is voor deze menschen een lange en zware strijd geweest, vaak wanhopig tengevolge van den twijfel. Niet allen hebben volgehouden, er zijn er bezweken, omdat zij meenden dat men vocht tegen windmolens, losstormde op een blinden muur. Maar het is hun gegaan als velen gedurende den oorlog: zij hebben te spoedig toegegeven en te vroeg gewanhoopt. Vandaag zullen zij dit moeten erkennen, want de teekenen zijn al te duidelijk om ook maar een schijn van twijfel te laten. | |
Dingaansdag.In de allereerste plaats hebben wij het onweerlegbare bewijs geleverd door de viering van Dingaansdag op den 16den December. Drukker dan ooit waren de bijeenkomsten bezocht. Van de verste hoeken uit het distrikt was men gekomen, niettegenstaande de droogte belemmerend werkte op het verkeer. Meer bijeenkomsten zijn er dit jaar gehouden dan ooit te voren. Het aantal personen dat dit jaar dezen nationalen feestdag bij uitnemendheid heeft meegemaakt, overtreft dat van 't vorig jaar zeker met vele duizenden. Al de sprekers hebben op dit verheugende feit gewezen. Het volk wil hooren van zijn voorvaderen, van hun grootsche daden. Het bewustzijn dat Zuid-Afrika een geschiedenis heeft, waarop het volk trotsch kan zijn, wordt meer algemeen. Lang is dit bewustzijn stelselmatig gedood door verdraaiing der geschiedkundige feiten en door verheerlijking van wat een andere natie heeft tot stand gebracht in de wereld. Maar de oogen gaan open en de weetgierigheid is ontwaakt en de kennis doet het zelfbewustzijn groeien. | |
De Hertzog-idealen.Maar sterker bewijs nog is de hulde die Gen. Hertzog overal in den lande wordt gebracht na zijn uittreden uit het Ministerie. De reden van die uittreding is bekend. Gen. Hertzog, oprecht en getrouw man, schijnt niet voor politicus in de wieg gelegd. Wie zal hem dit als een verkeerde eigenschap aanrekenen? Rustig en bezadigd als hij spreekt, wanneer hij in het openbaar het woord voert, kiest hij toch niet altijd de juiste woorden om zijn gedachten te vertolken. Hij spreekt van vreemde fortuinzoekers, waar hij personen bedoelt die hier komen om hun fortuin te maken en dan zoo snel mogelijk weer naar Europa gaan om het daar te besteden. Hij heeft blijkbaar niet gevoeld dat het woord fortuinzoeker ongunstiger beteekenis heeft dan de omschrijving, die hij ervan geeft. Op een andere plaats zegt hij dat het Imperialisme alleen goed is zoo lang het dienstig is voor Zuid-Afrika. Later heeft hij verklaard dat hij deze woorden niet kan gebruikt hebben, omdat het al te onnoozel zou zijn kwaad van iemand te spreken, die men noodig heeft. Met al de goede bedoelingen, die aan deze uitdrukkingen ten grondslag liggen, maakte toch de tegenpartij van de verkeerde woorden gebruik, wat helaas in de politiek het recht van de tegenpartij schijnt te zijn. Men ving Gen. Hertzog op zijn woorden en het moet gezegd: de Minister gaf ruime kans daartoe. Het zou misschien een oplossing zijn geweest, wanneer Gen. Hertzog niet meer in het openbaar het woord had gevoerd. Doch hoe zou dit stilzwijgen zijn uitgelegd door de tegenpartij? Zelfs zwijgen doet men hier niet ongestraft, zonder dat men er iets achterzoekt. Er scheen dus niets anders over te blijven dan dat Gen. Hertzog als Minister aftrad, omdat zijn uitlatingen als verantwoordelijk regeeringspersoon telkens in botsing kwamen met de steeds verzoenende woorden van den Eersten Minister. Laat ik hier op den voorgrond stellen, dat niemand Generaal Botha's trouw aan het Afrikanerdom verdenkt. Zooals Gen. Hertzog het Zaterdag duidelijk heeft gezegd: Gen. Botha heeft nog altijd de harten van zijn volk en mijn eerbied. Alleen: er is verschil in de politiek van beide groote Afrikaners. Gen. Botha predikt steeds samensmelting van de beide rassen. Gen. Hertzog vreest van die staatkunde de oplossing van de Afrikanernatie in de Britsche. Wie zal zeggen, wie van deze twee voormannen de zaak raak ziet, zooals men het hier uitdrukt. Het feit intusschen dat Gen. Hertzog's beginselen zoo luide toejuiching en instemming vinden over de lengte en breedte van Zuid-Afrika is een ander verblijdend verschijnsel. Zelfs zij, die goed op de hoogte zijn van de gevoelens van het volk, hadden niet gedacht dat deze Hertzog-demonstraties zulk een omvang zouden aannemen. Het toont dat het volk zich duidelijk wil uitspreken, welke idealen het nastreeft en dat het niet bereid is die idealen te verliezen, evenmin als zijn nationaliteit. Wat dus de uitkomst moge zijn van de crisis die wij op dit oogenblik doormaken, met den duidelijk uitgedrukten volkswil zal moeten worden rekening gehouden en onze Engelsche medeburgers zullen thans duidelijk hebben ingezien dat de Hollandsche Afrikaner wil vasthouden aan zijn taal en zijn nationaliteit. Het is goed dat dit nu en dan eens nadrukkelijk wordt gezegd. Er zijn altijd nog Engelschen, die meenen dat de Boer maar al te graag een Engelschman wil worden. Misschien ook heeft het voortdurend praten van vermenging der rassen hen onder dien indruk gebracht. Dat er hier intusschen nog veel te verbeteren valt, wie zal het durven en willen ontkennen. Men aapt nog te veel den Engelschman na en is beschaamd zich zelf te zijn. Proj. J. Kamp heeft in zijn intreerede ernstig voor die verbastering gewaarschuwd. ‘Wij moeten op onze hoede zijn - zoo zeide hij - dat die typiese grenslijnen niet uit 't oog worden verloren, dat wij niet de Europese levensekspressie als de onze gaan beschouwen en aanvaarden. We zijn dat verkeerde pad al op! Onze publieke gebouwen, onze woningen, onze kleding, 't kontrasteert alles met de toon en met de behoeften van 't land. 't Is alles bij ons zo, omdat het in Europa zo is. In Augustus, als niemand hier meer aan bomen planten denkt, vieren we heel deftig Arborday. 't Gaat weer naar Kerstmis toe. Straks zullen we hem weer in onze winkelvensters zien Old father X mas, in volle Europese winterdos. En voor de vensters zal men ons ten toon hangen wolvlokjes aan draadjes, om ons toch maar een idé van sneeuw te geven. Want immers; wat is een Kerstfeest zonder sneeuw, zelfs onder de smeltende Afrikaanse zon! Doch waarom zouden wij ons bepalen tot een speelse opmerking, waar zoveel ingrijpender voorbeelden voor de hand liggen? Tot een ergernis wekkende hoogte is geklommen de verkrachting van het Afrikaanse volksleven in onze lagere en middelbare scholen, met hun psychologiese leugens, waaronder die van een vreemd | |
[pagina 46]
| |
medium. Ook wordt de ontwikkeling van de aankomende Engelse zowel als van de Hollandse Afrikaner daar in een totaal verkeerd spoor geleid door belachelik Europeese codes en syllabusen, die tegen ons aangeplakt worden, die buiten ons Afrikaanse leven staan, ja die vlak tegen zijn behoeften indruisen. En daarbuiten op de publieke markt van ons leven. Er zal aktie geëist worden van het komend geslacht onder ons, om te verhoeden, dat het publieke leven van Zuid Afrika worde als een leeg vat dat zich gewillig vullen laat met allerlei afgietsels van de Europese wereld.’ OU-BOET. |
|