Suriname
Nederlandsch Ontdekkingswerk in Suriname.
J.G.W.J. Eilerts de Haan herdacht.
‘De roem der grooten verdwijnt niet met den dood’.
Deze onsterfelijkheidsformule stond geschreven op het lint van den krans, neergelegd door de creolenarbeiders der Corantyn-expeditie aan den voet van het borstbeeldmonument, dat den 5en December te Paramaribo in officieele plechtigheid door Z.Exc. Baron van Asbeck, Gouverneur van Suriname, voor den overleden pionier J.G.W.J. Eilerts de Haan is onthuld.
Het was de beteekenisvolle lauwering van eenvoudige ondergeschikten, die op de laatsten der wetenschappelijke onderzoekingstochten in de binnenlanden van Nederland's omvangrijke West-Indische kolonie hun overleden leider in zijn vasten wil en doorzettingsvermogen werkelijk groot hadden gevonden; die hadden aanschouwd, hoe hun leider, die door bijtijds naar stad terug te keeren zich mogelijk nog had kunnen redden, is blijven trotseeren den gevaarlijksten vijand voor hen, die in de tropische binnenlanden binnendringen, de sluipende malaria; en die, zijn weg vervolgende, daarvan het slachtoffer is geworden.
Het verscheiden van Eilerts de Haan, wiens graf daar nu verre ligt in de eenzaamheid, onder het ruischend geboomte van de Surinaamsche wildernis. is van aangrijpende tragiek. Al zijne voorgangers waren in hun pioniers-arbeid geslaagd, aan den doodsgreep der moeraskoorts, hetzij dan met koortsnawerking in Paramaribo of in 't moederland, ontkomen; hij, die door de laatste expeditie den sluitsteen van het werk zou leggen, mocht de voltooiing van dezen Nederlandschen arbeid niet beleven.
Zeker, er is daar in de laatste jaren door Nederlandsche mannen in die binnenlanden van Suriname een arbeid verricht, onbekend aan het grootste deel der natie; onbekend, omdat zijn belangrijkheid niet zoo onmiddellijk lag in de lijn van het dagelijksche weten en begrijpen, omdat die zich niet openbaarde in de glorierijke omlijsting van geweervuurflikkering en kruitdamp of door de opzienbarende vondst van de een of andere uitvinding; maar toch een arbeid van heldhaftigheid, even gevaarlijk als het bestormen van vijandelijke schansen, wijl bij iederen stap de dood om u rondwaart, u belagende en aangrijpende in kille huivering. Vele ontdekkingsreizigers hebben daarvan nog de sombere herinnering.
Het is bij de onthulling van Eilerts de Haan's gedenkteeken wel het oogenblik in herinnering te brengen het ontdekkingswerk in Suriname verricht.
Nadat 200 jaar lang de smalle, slechts landbouw beoefenende kuststrook belang kon inboezemen, de kolonie slechts bekend was tot zoo ver plantages waren aangelegd en al wat daar achter lag als een geheimzinnig terra incognita met rondzwervende Indianestammen werd beschouwd, kwam daarin verandering na 1870, toen een loonende goudindustrie de kartografie van de goudzone in het middelloopsche rivierengebied eischte.
Van 1860-1879 is een flink gedeelte van dat gebied opgenomen en in kaart gebracht door J.F.A. Cateau van Roseveldt en J.F.A.E. van Lansberge. In datzelfde tijdsverloop had in verband met de Lawa-kwestie een wetenschappelijke opneming plaats van een Fransch-Nederlandsche Commissie ter bepaling van den Oostgrens, die den loop van de Marowijne, de Lawa en een deel der Tapanahony in kaart bracht.
Verscheidene verkenningstochten te land werden voorts verricht door den thans gepensioneerden gouvernements- landmeter W.L. Loth; in 1876 op het terrein tusschen Brokopondo aan de Suriname en de Podrosoengoe-vallen aan de Marowine; in 1877 op het terrein tusschen Brokopondo en het Awara-eiland in de Saramacca met ontdekking van de Mindrineti; in 1878 tusschen de Boven-Commenijne en de Cederkreek aan de Boven-Suriname; in 1879 tusschen Boven-Saramacca en de Kleine Saramacca en de Boven-Suriname; in 1892 tusschen de Lawa en de Tapanahony met ontdekking van de Emma- en Wilhelminarivieren, uit wier samenvloeiing de Gonini ontstaat.
Hoewel deze tochten de kennis van het binnenland aanzienlijk hebben verrijkt, bleef toch het bovenloopsche gebied der groote stroomen de groote wilte plek met haar talrijke rivier-stippellijntjes, het overgroote deel van de kaart der kolonie als een negentiende-, haast twintigste-eeuwsch anachronisme ontsieren.
De Zuidgrens lag in mythische verafgelegenheid.
Hierin kwam omstreeks 1900 verandering, toen het Nederl.-Aardrijkskundig-Genootschap de Nederlandsche Regeering voor zijn plannen wist te winnen en met subsidies gesteund een reeks van expedities kon uitzenden, die van 1901-1911 de kartografie van de kolonie zoo goed als hebben voltooid.
Nadat in 1899 C. van Drimmelen, toenmaals Districtscommissaris van Nickerie de Nickerierivier een heel eind op tot de door hem ontdekte Blanche-Marie-val had verkend, werd dit gebied in 1900 het onderzoekingsterrein voor de eerste expeditie onder Dr. H.v.d. Capelle.
De tweede onder leiding van L.A. Bakhuis, vergezeld van W.L. Loth, A. van Stockum en Boon, arts, verkende in 1901 de Boven-Coppename tot haar oorsprong en in 1902 werd deze gevolgd door de Saramacca-expeditie onder leiding van A. van Stockum, vergezld door A. Pulle, botanicus, P.J. de Kock, arts en J.W. van Gelder.
Op dezen tocht werd de Hendriktop, een der hoogste verheffingen in het centrum der kolonie beklommen, konden de resultaten van de Coppename-expeditie aan die van de Saramacca worden gekoppeld en was zoodoende het bergachtig terrein in het midden, Bakhuis-geb., Wilhelmina-geb., Emmaketen en Van Asch-van-Wijk-keten in kaart gebracht.
In 1903 kwam het Oostelijk deel der kolonie aan de beurt. Eerst onderzocht in dat jaar de Goniniexpeditie, onder leiding van A. Franssen-Herderschee, vergezeld door C.H. de Goeje. H. van Breen en G.M. Versteeg het tusschen Lawa en Tapanahony gelegen gebied en in 1904 werd door de Tapanahony-expeditie wederom onder leiding van A. Franssen-Herderschee en nogmaals vergezeld door C.H. de Goeje en G.M. Versteeg, voorts door W.J.T. Copijn, deze rivier tot aan haar oorsprong verkend, voorts door het opvaren van de Paloeroen de waterscheiding tusschen het stroomgebied van Guyana en dat van de Amazone-rivier bereikt. Bovendien werd de ethnografische kennis door aanraking met de Trio's en andere Indianenstammen verrijkt.
In 1907 nam de onvermoeide luitenant ter zee C.