Een goed Engelsch Handboek over Ned. Oost-Indië.
Aan de Redactie van Neerlandia.
Mijne Heeren.
Het zal Uwe Redactie niet onbekend zijn, dat sinds eenige jaren in onze Oost een Vereeniging bestaat, die, daarbij krachtig gesteund door Regeering en verschillende belanghebbenden en belangstellenden zich als doel van haar streven de bevordering van het Toeristenverkeer in Nederlandsch Indië heeft gesteld. Zij heeft daarbij een tweeledig doel in 't oog: verhooging van de materieele welvaart van hen, voor wie een geregelde stroom van vreemdelingen een bron van inkomsten vormt en verder een meer in idiële richting liggend pogen: de verspreiding van meer juiste begrippen over den grootschen kolonialen arbeid, door het kleine Nederland in zijn reusachtig overzeesch rijk verricht. Te lang bleef deze arbeid in wijderen kring onbekend, te groot was het aantal dergenen, die weleens gehoord hadden van Britsch Indië, maar de onnoozelste onwetendheid ten toon spreidden, wanneer men hun vertelde, dat achter Engelsch Indië nog een tweede groot koloniaal rijk lag, misschien evengoed bestuurd als het Britsche, doch helaas onbekend.
Als een aardig voorbeeld, dat het ‘daghet in den Oosten’, vestig ik de aandacht op een door een Australiër geschreven handboek over Ned. Indië. De schrijver is een journalist uit Sydney, die het ten vorigen jare de moeite waard vond, met zijn vrouw zelve naar onze Oost over te komen. De belangstelling voor Insulinde groeide in Australië met den dag, aldus deelde de bezoeker mede: krachtig had daartoe medegewerkt het bezoek van drie Nederlandsche oorlogsschepen in 1910: de geregelde dienst op Australië door de Kon. Paketvaart-Maatschappij met haar uitstekend verzorgde schepen onderhouden, leidde tot de opleving van nauwere betrekkingen tusschen beide landen. De weetgierige Australiër verlangde meer licht over dat zoo nabij gelegen eilandenrijk, waarover tot nu toe steeds een geheimzinnige sluier had gehangen, een land, bewoond door ‘the Dutch’, verwant aan de Boeren van Z.-Afrika, en dus vermoedelijk niet veel goeds voortbrengende.
Welnu, het boek ‘Isles of the East’, dat kosteloos in duizenden exemplaren in Australië wordt verspreid kan, zooals U bij het doorbladeren zal blijken, met goed gevolg medewerken om de nevelen te doen optrekken. Het is vlot geschreven, goed verlucht, gaat niet al te diep op de zaken in, maar is aan den anderen kant volkomen vrij van dien verbijsterenden onzin, dien Angelsaksers zoo graag ten beste geven; wanneer het Nederlandsche dingen betreft. Natuurlijk heeft het onzen journalist aan voorlichting en steun in zijn werk geenszins ontbroken: niettemin is de gedachte, die tot de uitgave leidde in zijn brein ontstaan, als gevolg van een bestaande behoefte aan meer licht onder de Australiërs. Moge het boek tot een nauwer aanhalen van de banden tusschen Insulinde en Australië het zijne bijdragen.
Ik verblijf inmiddels met de meeste hoogachting van Uwe Redactie de
d.w.d.,
H. MIDDELBERG,
lid A.N.V. en belangstellende in de goede betrekkingen van Nederland met de buitenwereld.
Weltevreden.