Neerlandia. Jaargang 16
(1912)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSpoor- en tramwegwezen op Java.Uit Buitenzorg wordt ons geschreven: Op uitnoodiging van de Lichtbeelden-Commissie van het Verbond te Buitenzorg is de heer P.J. d'Artillact Brill uit Semarang, op 28 en 29 Aug. j.l. te Buitenzorg en te Batavia voor de leden komen spreken over het spoor- en tramwegwezen, inzonderheid op Java. Vooral te Batavia bleek de belangstelling voor zijne door lichtbeelden verduidelijkte lezing zeer groot. Aan het uitvoerige verslag in een der Bataviasche bladen wordt het volgende ontleend: Spreker wees er op dat de ijzeren wegen op Java een bijzondere rol vervullen, eenigszins afwijkende van die in de meeste andere landen. Vorm en ligging van het eiland zijn een beletsel voor een verkeersontwikkeling over groote afstanden. Doordien de havens van in- en uitvoer dicht bij elkaar liggen, en bovendien een wisseling van voortbrengselen, door de tamelijke eenvormigheid van de productie, tusschen de deelen van het lange, smalle eiland slechts in geringe mate noodig is, heeft het transport hoofdzakelijk slechts over korte afstanden, van het binnenland naar de kust plaats; de gemiddelde vervoers-afstand van vracht- en ijlgoed is dan ook slechts 80 K.M., terwijl de inlander zich gemiddeld niet over afstanden boven de 30 K.M. verplaatst. Groote bevolkingscentra, als in andere landen, zijn er bovendien niet. Toch zijn er groote spoorweg-afstanden op Java; die van Batavia tot Soerabaja over Poerwakerta is 876 K.M. lang, dat is meer dan tweemaal de grootste spoorweg afstand in Nederland (Vlissingen-Nieuweschans), en meer dan het dubbele van den af- | |
[pagina 255]
| |
stand Amsterdam-Parijs; de grootste afstand is: Anjerkidoel-Banjoewangi-haven (van west naar oost), n.l. 1283 K.M. Met behulp van lichtbeelden werd een denkbeeld gegeven van den vaak prachtigen spoorweg-aanleg, waarvan dan ook bevoegde vreemdelingen met lof gewagen. Einde 1911 had de S.S. 391 locomotieven en 119 tenders, 1210 rijtuigen en 6724 goederenwagens. Einde 1910 was het personeel 15000 man sterk, waarvan 1800 Europeanen. Vervolgens wees de spreker op de volkomen omwenteling die de spoorweg in het verkeer heeft veroorzaakt; bracht Java in 1860 nog slechts 1.7 millioen pikols suiker voort, in 1911 was dat cijfer tot ruim 23 millioen gestegen; zonder spoor en tram ware het vervoer daarvan onmogelijk geweest; ook de regelmatigheid en de veiligheid van het verkeer wonnen ontzaggelijk. Deze mededeelingen omtrent omvang van bedrijf en vervoer, vormden een groote tegenstelling met de beschouwingen over vroegere toestanden op Java, welke de spreker had doen voorafgaan. Toen in 1840 een eerste poging gedaan zou worden tot verbetering van de hoogstgebrekkige verkeersmiddelen, zond Minister Baud een partij kameelen en ezels; de proef mislukte. Het kon in 1860 nog gebeuren, dat een pikol rijst te Semarang f 20. - kostte en in de Preanger f 1.50 slechtsGa naar voetnoot*). Het transport was schrikbarend duur. De lijdensgeschiedenis van den spoorweg-aanleg op Java tusschen 1860 en 1870 werd natuurlijk in herinnering gebracht en vervolgens het ontstaan, eerst van de lijn Semarang-Vorstenlanden, later van de drie afzonderlijke staatsnetten, welke ten slotte verbonden werden, geschetst. Eindelijk werd nog een overzicht gegeven van het tramwezen, dat vooral als buurtverkeer groote diensten bewijst en tot groeten bloei is gekomen. Spreker oogstte terecht den dank der saamgekomenen voor zijne belangwekkende voordracht. De verzameling lantaarnplaatjes met toelichting zal op aanvraag van belangstellenden in Indië, gaarne door de Buitenzorgsche lichtbeelden-commissie in bruikleen worden afgestaan. |
|