Lichamelijke opvoeding.
Een paar weken geleden is er te Amsterdam een vergadering geweest, die goeds belooft voor de lichamelijke opvoeding van ons volk.
Het Nederlandsche Olympische comité vergaderde er onder leiding van deszelfs voorzitter, den heer F.W. baron van Tuyll van Serooskerken. Vertegenwoordigd waren de voornaamste sportverbonden uit ons land.
Men sprak na over de Olympische spelen te Stockholm, vooral over het treffelijke voorbeeld, dat Zweden in lichamelijke opvoeding geeft. Dat voorbeeld gevolgd! Zoo zei de een na den ander.
Er moest dan een blijvend comité worden gevormd, dat aanstonds aan het werk ging om te zorgen, dat ons land op de volgende Olympiade te Berlijn, in 1916, goed voor den dag kwam, - beter dan te Stockholm. Maar er zou meer gedaan worden dan alleen voor Berlijn werken. Evenals in Zweden zou men, door het uitloven van eerepenningen, de blijvende beoefening van sport, afgescheiden van Olympische en andere wedstrijden, aanmoedigen en daardoor in ruimen kring krachtige jonge en oudere mannen - en waarom ook geen vrouwen? - kweeken.
Kwam de zaak tot stand, zoo kon alvast de voorzitter verzekeren, dan zou het geld ook niet ontbreken. En staande de vergadering werd er een voorloopig comité benoemd: de heeren van Tuyll, als voorzitter; C.A.W. Hirschman, van den Voetbalbond, als secretaris; A.E.W. de Jong, van den Amateur-Schermbond; Joh. Heynen, van het Nederlandsche Gymnastiekverbond; en kolonel W.H. Piepers.
Wij verwachten, dat er nu vaart achter gezet zal worden.