Neerlandia. Jaargang 16
(1912)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe 8ste Vacantieleergang van het A.N.V. te Amsterdam 1912Ga naar voetnoot1).Het is nu reeds de achtste maal dat een Nederlandsche Universiteitsstad gastvrij hare poorten opent voor een jeugdige schaar Vlaamsche en Zuid-Afrikaansche studenten, en langzamerhand is de instelling der Vacantieleergangen eene vaste gewoonte geworden, een op vaste tijden terugkeerend feit in ons studentenleven. Ditmaal nochtans had een merkwaardige hervorming plaatsgegrepen: ingevolge eene overeenkomst tusschen de Studenten-Afdeeling A.N.V. van Leiden en die van Amsterdam, zouden in 't vervolg de Amstel- en de Sleutelstad om beurten den Vacantieleergang inrichten. We mogen zeggen dat deze overeenkomst alleszins de beste vruchten opleveren zal: de beide Hoogescholen zullen nader tot elkaar worden gebracht, en door nauwere vriendschapsbanden verbonden; de leergangers zullen naar keuze hun hoofdkwartier kunnen opslaan in het echt-typisch Hollandsch Leiden of in het verstrooingsrijke, genotvolle Amsterdam; en ten slotte: die overeenkomst getuigt dat de sympathie voor den Vlaamschen en Afrikaanschen Taalstrijd meer en meer toeneemt in Nederland, en ook in de hoofdstad is doorgedrongen. Als Vlaming mag ik verzekeren, dat de Zuid-Nederlandsche studenten even graag naar Amsterdam zullen komen als naar Leiden. En dit te meer, omdat, reeds de eerste maal, de Amsterdamsche leergangen even aangenaam, praktisch, en aantrekkelijk waren ingericht als dat de vorige jaren het geval was. Het gevoel dat wij, Vlamingen, krijgen wanneer we in Nederland komen, is steeds hetzelfde: we kunnen onze oogen en onze ooren niet gelooven, wanneer we zien hoe alles rondom ons in 't Nederlandsch gebeurt; en dat gevoel overweldigt ons vooral in de gehoorzaal, wanneer we een hoogleeraar vloeiend en natuurlijk les hooren geven met de zuiverste, keurigste klanken onzer moedertaal. Dit jaar waren de onderwerpen der leergangen bijzonder goed berekend voor de omstandigheid: ze hadden alle be rekking op Nederland. Prof. Bolk schetste ons de beginselen der anthropologie, en paste ze daarna toe op de studie der Nederlandsch-Vlaamsche bevolking. Prof. Te Winkel sprak over ons nationaal blijspel in het tijdperk van zijnen grootsten bloei. Prof. Brugmans eindelijk behandelde enkele hoofdpunten van de Nederlandsche stedengeschiedenis, vergezeld van beschouwingen over de schoonste Nederlandsche gebouwen en de schilderachtigste hoekjes van Oud-Amsterdam. Deze colleges hadden vooral ten doel ons kennis te laten maken met het wetenschappelijke Nederland; handel en kunst en nijverheid en schoone landschappen - dat zouden we op de uitstapjes bewonderen. Zoo zagen we 't Rijksmuseum en 't Stedelijk Museum te Amsterdam, het Museum van Haarlem, dat van Leiden en dat van Dordrecht; twee heel belangwekkende, oorspronkelijke stukken werden in den schouwburg gehoord; concerten (van Diepenbrock b.v.) voor wie wilde; en als slot een Revue te Rotterdam, om eens hartelijk te lachen. Het bezoek aan de havens van Amsterdam en Rotterdam, het boottochtje naar Dordrecht, en de rit over den Moerdijk, leerden ons het machtige handelsleven, het drukke verkeer, en de grootste verbindingswegen van Nederland kennen. Nog over veel uitstapjes zou ik moeten spreken; zeggen wij alleen dat de Studenten-Afdeeling van Leiden, de Afd. A.N.V. van Rotterdam en die van Dordrecht, ons met de meeste hartelijkheid hebben ontvangen en rondgeleid. En roepen wij ook nog de aandacht op den zóó wel geslaagden Studentenlanddag te Bloemendaal voor de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool; studenten uit alle hoeken van Nederland, vertegenwoordigers van alle Universiteiten, waren daar samengestroomd; en het was voor ons, Vlamingen, een waar genot te hooren met welke geestdrift, met welk een overtuiging Prof. Te Winkel en Prof. Knappert het Hoogeschoolvraagstuk toelichtten en verdedigden. Ten slotte werd een dagorde met handgeklap begroet, uitdrukkend de sympathie der Noord-Nederlandsche studenten voor den fieren eisch der Vlamingen. Men ziet het, deze veertien dagen welke we in Nederland doorbrachten zijn hoogst genotvol geweest. Onzen diepsten dank betuigen we dan ook aan het inrichtend komiteit, alsook aan alle vereenigingen, die ons zoo gastvrij ontvingen. Jammer is het dat er, op het groot aantal deelnemers, niet meer Vlamingen waren! Het is onze innige hoop dat er, het volgende jaar, wat meer belangstelling zal worden getoond in Vlaanderen, en dat er vele, zeer vele Zuid-Nederlandsche studenten den oproep zullen beantwoorden die zóó krachtig en aanmoedigend uit het Noorden schalt. Gent. M. MINNAERT. |
|