Neerlandia. Jaargang 16
(1912)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 210]
| |
In de geschiedenis van Frankrijk, Noord-Duitschland en Denemarken vindt men den Frieschen naam terug en altijd is dan die naam verbonden met den strijd voor vrijheid en recht, zegt de schrijver. Hij wijst dan vooral op de beteekenis die 't Folck dat up ter zee woent al
Tussce d'Weser en Sincval
- om met Maerlant te spreken - gehad heeft voor de Nederlanden en voor de verhouding der Nederlanders tot hun groote buurvolken. Hij haalt Von Hellwald aan, den Duitschen volkenkundige, die zegt: ‘Met de Duitschers vormen de Nederlanders een scherpe tegenstelling. Geen natuurlijke grenzen scheiden de beide volken, en toch is het den Duitscher, zoodra hij de grenzen overschreden heeft, te moede alsof hij zich honderden mijlen van zijn vaderland bevond.’ Inderdaad is een Duitscher een geheel ander mensch dan een Nederlander. Nergens misschien komt dit sterker uit dan in de tegenstelling van de onderdanigheid aan de overheid en den sterken or ganisatiegeest bij de Duitschers, met den vrijheidszin, de zucht naar individueele ontplooiing bij de Nederlanders. Uit deze laatste eigenschap is het sterke particularisme zoowel in Zuid- als in Noord-Nederland te verklaren en ze is, naar de schrijver meent, vooral aan het Friesche element in onzen volksaard toe te schrijven. |
|