Klachten uit het instrumentmakersbedrijf.
Ons werd toegezonden een geschrift, getiteld: De houding van sommige ambtenaren tegenover de Nederlandsche industrie.
De schrijver, de heer W.C. Olland te Utrecht, klaagt daarin over de weinige medewerking, men zou soms kunnen zeggen tegenwerking, welke hij ondervonden heeft van de zijde van sommige ambtenaren, bij de aanbieding tot levering of tot herstelling van instrumenten aan de Rijksinrichtingen.
Hij grondt die klacht op eenige door hem genoemde en toegelichte gevallen, waarin hoogleeraren, hoofden van Rijksinrichtingen, hoofdambtenaren blijken zouden hebben gegeven van gemis aan vertrouwen in de Nederlandsche en van bevooroordeelde voorkeur voor de buitenlandsche industrie; in dit geval het instrumentenmakersbedrijf.
De gevallen zijn zoo eenvoudig en vertrouwenwekkend verhaald, dat aan misverstand of minder juiste gevolgtrekkingen haast niet gedacht kan worden.
Een andere grief is dat er meer en meer op wordt gewerkt van elke Rijksinrichting, waar maar eenigszins gelegenheid daartoe bestaat, een eigen werkplaats te maken, waardoor aan de particuliere nijverheid het werk uit de handen wordt genomen. Welke verkeerde toestanden daaruit voort kunnen komen wordt in het licht gesteld; o.m. deze, dat, in het particuliere instrumentmakersbedrijf opgeleide, vakarbeiders bij die Rijksinrichtingen een goede plaats vinden, zoodat de beste of meestbelovende krachten van het particuliere bedrijf naar Rijk of Gemeente overgaan.
De schrijver dringt daarom aan op vakscholen voor het instrumentmakersbedrijf; en wekt zijne medefabrikanten, wier belang daarin betrokken is op tot samenwerking.
Het geschrift dat uitgegeven is te Utrecht bij J.J.M. Molijn en slechts f 0.25 kost, is zeer lezenswaard, vooral het eerste gedeelte.