Voor de jaarlijksche algemeene vergadering wordt de bovenzaal van de club ‘De Gezelligheid’ het meest geschikte lokaal geacht.
Het bestuur dier instelling staat het bereidwillig af voor dit doel.
De onder-voorzitter zal een geschikt persoon polsen om op die vergadering een passende lezing te houden; de secretaris zal medewerking van het onlangs opgericht Philharmonisch orkest vragen.
In de vacature, ontstaan door periodieke aftreding van leden, wordt door herkiezing der aftredenden voorzien. De voorzitter de heer H.P. de Vries zegt, dat hij tot zijn leedwezen het voorzitterschap moet overgeven aan een zijner medeleden, daar zijne bezigheden hem niet veroorloven zich met den noodigen ijver aan de zaak te wijden. De vergadering dringt bij den heer De Vries aan, om als voorzitter aan te blijven, deze echter volhardt in zijn besluit. Er wordt besloten deze aangelegenheid in een volgende vergadering te bespreken.
Het reeds door de leden van het Dag. Bestuur besproken plan om in 1913 het eeuwfeest van Nederlands onafhankelijkheid in de Kolonie te vieren vindt algemeenen bijval. Besloten werd om, evenals ter gelegenheid van de geboorte van Prinses Juliana, het bestuur der Kolonie mede te deelen, dat de Afdeeling zich gaarne met de leiding der feestelijkheden zal willen belasten. Men is er van overtuigd, dat Curaçao niet zal nalaten het eeuwfeest op waardige wijze te vieren. Men merkt op, dat op Curaçao nog een andere plicht rust en wel het herdenken van den dag, waarop voor honderd jaren het eiland weer aan Nederland werd overgegeven. In beginsel wordt aangenomen, dat de noodige stappen zullen worden gedaan om ook, het zal in 1916 zijn, dien dag tot een nationalen feestdag te maken.
De secretaris deelt mede, dat hij op zich genomen heeft een Neerlandia-nummer voor de eilanden St. Martin, St. Eustatius en Saba samen te stellen en geeft een algemeen idee, hoe hij het denkt in te richten. Hij hoopt te kunnen rekenen op den steun van allen op Curaçao, die de eilanden meer van nabij kennen. De onder-voorzitter zegt hem geschikte platen van de Bovenwindsche eilanden toe.
De voorzitter deelt nog mede een artikel voor Neerlandia te zullen schrijven over de haven van Curaçao in verband met de opening van het Panamakanaal.
Ten slotte komt ter sprake de treurige toestand op de eilanden Aruba en Bonaire van wege het uitblijven van den regen. Men herinnert aan het Ondersteuningsfonds en verzoekt den secretaris de vertegenwoordigers op die eilanden aan te schrijven, om van hen te vernemen of er aanleiding bestaat voor het Verbond om bijstand te verleenen. Het denkbeeld is tot nu toe, om de gekweekte rente op het kapitaal voor dit doel te bestemmen.