Neerlandia. Jaargang 16
(1912)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Tucht-Unie en de school.Het Bestuur der Tucht-Unie, die ten doel heeft tuchteloosheid onder het Nederlandsche volk te be strijden, teneinde zijn zedelijke, geestelijke en lichamelijke kracht te verhoogen, heeft een welsprekend rondschrijven gericht aan de hoofden van scholen en het onderwijzend personeel in Nederland, dat overal weerklank moge vindenGa naar voetnoot*). Zij roept de medewerking der onderwijzers in, om dat slechts zij in staat zijn, nevens het gezin, het begrip van tucht en zelftucht bij het opkomend geslacht te ontwikkelen, - omdat niemand beter dan zij begrijpen kunnen, dat zonder tucht, zonder zelftucht vooral, niets ter wereld te bereiken valt. Het zal hun niet zwaar vallen bij hun onderwijs te doen uitkomen, hoe zeer het algemeen belang gediend wordt, wanneer ieder iets van eigen inzicht, eigen direct voordeel weet op te offeren ter wille der bereiking van een gemeenschappelijk doel. Hoe gemakkelijk kan de onderwijzer dit duidelijk maken, door uit te leggen hoe bij een ordelijk elk op zijn beurt instappen in een tramwagen ieder gebaat is, terwijl door een tegelijk binnendringen ieder persoonlijk kans loopt aan lichaam of kleeren letsel te bekomen, terwijl de wagen eer meer dan minder oponthoud heeft. Stormen bij brand of ander ongeluk allen tegelijk naar buiten, dan worden slechts weinigen gered; gedraagt elk zich naar orde en regel dan bereikt ook ieder ongedeerd den uitgang; dringen op een spoorwegovergang nadat een trein voorbijging of op een brug nadat een schip passeerde, allen van rechts en links tegen elkaar, dan is ruzie en beschadiging van kleeren een veel voorkomend gevolg en is het oponthoud per slot van rekening veel grooter dan wanneer ieder rechts houdt en zijn voorman niet voorbij dringt. Elkeen die fiets rijdt weet, door ervaring geleerd, dat men elkaar ontmoetend, rechts voorbij moet gaan, doch ook als men wat minder vlug, n.l. te voet gaat, is het in ieders belang elkaar rechts te passeeren, waardoor onaangename botsingen vermeden worden. Als man van opvoeding zal de onderwijzer ook een andere taak met toewijding vervullen. Hij zal gaarne wijzen op de plichten van de jeugd en van de jeugd niet alleen, jegens ongelukkigen, jegens vreemdelingen en tegenover meerderen. Vooral nu in 1913 zeker duizenden vreemdelingen ons land zullen bezoeken, is het niet alleen een plicht van beschaving en menschelijkheid, doch gebiedt ons ook het eigenbelang en onze nationale waardigheid, dat de Nederlandsche jeugd toone door beschaafde mannen en vrouwen onderwezen te zijn |
|