Neerlandia. Jaargang 16
(1912)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDrukkunst en Lettergieten.Verontwaardigd over 't geen in Molt's AtlasGa naar voetnoot*) staat geschreven van de uitvinding der boekdrukkunst, als zou deze eigenlijk zijn ‘de uitvinding van het gieten van letters’, verkondigt de heer W.v. Rede, in Neerlandia (1912, No. 3), als zijn meening, dat de (boek) drukkunst uitgevonden was toen men op de gedachte kwam een geheele bladzijde uit te snijden in hout en deze te bestrijken met inkt, daarna eenige honderden malen af te drukken. Het is hem bijna onbegrijpelijk, hoe men er toe kan komen het zwaartepunt dezer uitvinding naar het gieten der letters te verleggen. Geheel onbegrijpelijk vindt de heer v. R. het, dat ooit een Nederlander kan toestaan, dat de aandacht op deze bijzaak wordt gebracht. Alles goed overwogen, vind ik het niet onbegrijpelijk, dat een leek zoo schrijft; immers, in een handboek als dat van Van der Meulen, ‘Boekhandel en Bibliographie’ wordt toch beweerd, dat zich de boekdrukkunst uit de xylographie heeft ontwikkeld (bldz. 25); en op verscheidene scholen in Nederland leeren onze kinderen nog, dat het essentieele dezer uitvinding is ‘het in 't zand vallen van Coster sluit de boomschors gesneden letter’. Ja, uit een opstelletje over ‘K(C)oster of Gutenberg’, in den Vakschool-Almanak 1912 (v. de Vaksch. v. Typografie) blijkt niet, dat de schrijver heeft geweten wat nu toch eigenlijk die uitvinding der typografie is. De heer v. Rede verwart drukkunst met boekdrukkunst. Onder boekdrukkunst, typografie, wordt verstaan het zetten en drukken van losse typen; al worden daarmee ook rekeningen of enveloppen gemaakt, toch noemt men de techniek ‘boekdruk’. Van houtblokken werden óók boeken gedrukt, maar wij noemen deze techniek xylographie en niet boekdruk of typografie. In Molt nu staat boekdrukkunst. De drukkunst is niet door Coster uitgevonden, maar wel waarschijnlijk is het, dat hij de typografie heeft uitgevonden. Het was niet mogelijk, zooals de heer v. R. veronderstelt, ‘de plankjes uitsluitend samen te stellen uit blokjes, op elk waarvan een apart figuur ingesneden staat’, omdat deze kleine houten letterblokjes niet vlak en haaksch waren te maken, zoodat daarmee de vereischte aaneengesloten en even hooge drukvorm verkregen werd; bovendien zouden de houten blokjes ook spoedig door vocht, samenpersing enz. hun rechthoekigen vorm verliezen en dus niet opnieuw kunnen worden gebruikt, en daarom was het juist te doen. Nu is men misschien wel op de gedachte gekomen houten lettertjes te gebruiken, misschien heeft men ze ook wel gebruikt, maar zeker zal dan gebleken zijn, dat ze niet de gewenschte resultaten gaven. Wij mogen dus zeggen, dat de veronderstelde mogelijkheid van losse-typen-druk geen feit van praktische waarde kon worden, zoolang geen letterblokjes konden gemaakt worden, welke aan de gestelde eischen voldeden. Door het gebruik van gegoten looden letterblokjes, werd evenwel een losse-typen druk (typografie) mogelijk. Het volgens een nieuwe wijze bewerken, vervaardigen van de letters of letterblokjes is dus de uitvinding, welke de typografie heeft mogelijk gemaakt, of kortweg ‘de uitvinding der boekdrukkunst’. Mr. Ch. Enschedé heeft daarom in zijn in 1902 uitgegeven ‘Technisch Onderzoek’ allereerst de vraag gesteld en beantwoord, wat nu toch eigentlijk de uitvinding der typografie is en schrijft (bldz. 17): ‘Niet in de losse beweegbare drukletters, doch in de gegoten drukletters lag de zoogenaamde uitvinging der boekdrukkunst.’ Voor zoover mij bekend, was Mr. Enschedé ook de eerste, die erop heeft gewezen, dat uit de druktechniek en de giettechniek een nieuwe techniek ‘de typografie’ ontstond (geen ontwikkeling dus, maar een combinatie). Het is goed, dat de heer v. R. een eervolle zaak voor zijn Vaderland verdedigt, beter zou het m.i. geweest zijn, indien hij eerst het terrein verkend had, waarop hij den afvalligen Nederlander wilde aanvallen, want nu is hij over onbekende hindernissen gestruikeld en heeft hij zijn Vaderland nog bovendien niet geholpen. Ter studie durf ik den heer v. R. de werkjes van Mr. Enschedé en voornamelijk zijn ‘Technisch Onderzoek’, aanbevelen.
Haarlem. G.P. TIERIE. |
|