De Taalbond.
Het verslag van den Zuid-Afrikaanschen Taalbond over 1911 is verheugende lektuur. Het is werkelijk verwonderlijk wat dit lichaam in de 21 jaren van zijn bestaan voor de Hollandsche taal in Zuid-Afrika heeft kunnen doen.
Bij de uitdeeling van de prijzen, bij de laatste examens behaald, liet gen. Hertzog dat treffend uitkomen. Is het niet merkwaardig, vroeg hij, dat in een land, waar al zoo lang een universiteit bestaat en dat uitstekende inrichtingen van onderwijs rijk is, de diploma's van een particuliere vereeniging voor de kennis van het Hollandsch het hoogst staan aangeschreven? Geen ander lichaam, zei de minister nog heeft er meer toe bijgedragen om art. 137, het artikel van de gelijkheid der twee talen, in de grondwet te brengen, dan de Taalbond door de liefde voor het Hollandisch onder de Afrikaanders wakker te roepen.
En nu eenige aanhalingen uit het belangwekkende jaarverslag.
Het aantal candidaten bedroeg verleden jaar 4625, dat is iets minder dan in 1910 toen ze 4714 telden, maar terecht merkt het jaarverslag op, dat na de snelle stijging in de laatste vijf jaar, van 2300 tot 4700, niet een aanhoudende toeneming te wachten was. Misschien is het hoogtepunt bereikt en heeft de Taalbond de belangstelling, waarnaar het zocht, gewonnen. Toegenomen is in alle geval verleden jaar het percentage der geslaagden.
Wat een verblijdend teeken wordt geacht, is dat het aantal Engelschen, die aan de examens deelnemen. weer gestegen is. En daar zijn niet weinig Engelsche onderwijzers en onderwijzeressen bij.
Andere bewijzen van waardeering van Engelsche zijde zijn, dat de Vereenigde Kamers van Koophandel den Taalbond hebben verzocht, hun handelsexamens voor het Hollandsch onder zijn toezicht te nemen; en dat de Standard Bank een prijs van £ 5 heeft uitgeloofd voor diengene van haar klerken, die bij een der examens van den Taalbond het hoogste komt te staan. De Bank wenscht, dat haar beambten goed Hollandsch kennen, zoo heet het.
De voormannen van de Afrikaanders hebben het goed begrepen, dat kennis van het Hollandsch tegenwoordig ook een ekonomisch belang is.
De aanschrijving van den minister van spoorwegen, dat bij bevordering van het personeel, als overigens de bekwaamheid van degenen die er voor in aanmerking komen gelijk staat, kennis van beide talen den doorslag geeft, heeft ook reeds gewerkt. In den laatsten tijd toch heeft de Taalbond van verscheiden stationschefs vragen om inlichtingen aangaande de examens ontvangen. In den laatsten tijd, - door het intrekken van de aanschrijving, waartoe de minister op aandringen van de Engelsche partij in den Volksraad besloten heeft, is haar uitwerking dan toch niet geheel te niet gedaan.
Een succes mag de Taalbond ook zien in het besluit van de universiteit om voor het Hollandsch ook diploma's in drie rangen af te geven, net als bij den Taalbond. Navolging is de oprechtste hulde, zegt de bond met het Engelsche spreekwoord.
De vereeniging van Taalbond en Z.-A. Akademie is nu tot stand gekomen, zegt het jaarverslag; daar mee houdt de Bond echter niet op een lichaam met een afzonderlijk bestaan te zijn. Hij is nu de examencommissie van de Akademie. Deze kan zich tot het uitschrijven van prijsvragen bepalen. In 1911 kwamen er elf antwoorden op een prijsvraag voor een letterkundig werk in, maar geen werd de prijs waardig gekeurd.
Bij de opsomming van personen, vereenigingen enz. die den Bond met het uitloven van prijzen steunen, noemt het verslag ook erkentelijk de twee fraaie zilveren penningen van ‘het fonds ten behoeve van het Hollands onderwijs in Zuid-Afrika, waarvan dr. N. Mansvelt de sekretaris is, die nog steeds een warm hart voor Zuid-Afrika en vooral voor het Hollands in Zuid-Afrika heeft.’
In de 21 jaren van zijn bestaan heeft de Taalbond ruim 30.000 candidaten geëxamineerd, en wel 28.000 in Hollandsche taal en 2000 in geschiedenis van Zuid-Afrika (want ook deze trekt hij zich aan, en hij betreurt het, dat er niet meer zich voor die examens opgeven), en aan geld- en boekprijzen ongeveer £ 1500 uitgegeven.
Maar dit zijn slechts de uiterlijke teekenen van een werk, dat onberekenbaar is in den invloed dien het heeft gehad.
Het verslag eindigt met dankbaar te gedenken, die in dat werk zijn voorgegaan: wijlen mevrouw Koopmans - de Wet, Jan Hendrik Hofmeyr en dr. Josias Hoffman, en onder de levenden de hoogleeraren de Vos, Marais, Cachet en Mansvelt.