Oost-Indië
Een nieuw Koloniaal tijdschrift.
De te 's-Gravenhage gevestigde ‘Vereeniging van Ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur in Nederlandsch-Indië’ ving in Maart aan, met het uitgeven van een Koloniaal Tijdschrift, waarvan de redactie gevormd wordt door het Bestuur dier Vereeniging, aangevuld met een vijftal heeren, voormalige of nog in dienst zijnde ambtenaren van het B.B. in Indië. De samenstelling der redactie is nog voorloopig; het secretariaat is gevestigd aan het Bureau der Vereeniging, Heulstraat 17.
Het tijdschrift wil hoofdzakelijk zijn een orgaan van de ambtenaren van het B.B., waarin zooveel mogelijk zal worden samengevat wat hun in hunnen werkkring te stade komt, wat als te veel verspreid niet zoo gemakkelijk binnen hun bereik is, of moeielijk bewaard blijft, waarin zij gelegenheid vinden de vruchten hunner studies en ondervindingen mede te deelen, waardoor weder de lust tot onderlinge bespreking, tot nieuwe studie bij de mede-ambtenaren kan worden opgewekt. Medewerking van anderen buiten het ambtenaren-corps zal gaarne worden aanvaard.
Als vaste rubrieken zullen worden opgenomen een maandelijksch overzicht betreffende de vreemde koloniën, en een dergelijk van de Inlandsche en de Chineesche pers in Indië.
Het eerste nummer (Maart) bevat, behalve eene Inleiding, die het ontstaan van het tijdschrift verklaart, een opstel getiteld ‘Het katoen-vraagstuk’, door A.J. Knaap, en een ‘De bekentenis als bewijsmiddel in strafzaken’, door F.W.A.L. de Nijs; voorts de hoogerbedoelde overzichten, bewerkt door de heeren E. Moresco en A.H.J.G. Walbeehm, en ten slotte Mededeelingen.
Hoewel het te Batavia sedert 1887 uitgegeven en nog bestaande Tijdschrift voor het Binnenlandsch Bestuur reeds als orgaan van de ambtenaren van dien diensttak beschouwd kan worden, is het toch wel te verklaren, dat tot de oprichting van dit koloniaal Tijdschrift werd overgegaan. Door het aanwezig zijn in Nederland, van ettelijke met verlofzijnde ambtenaren, van hen die aan de Bestuurs Akademie als leeraar of als studeerenden verbonden zijn, welke allen meer in de gelegenheid zijn tot studie dan de collega's in Indië, is het te verklaren, dat de behoefte aan zoodanig orgaan gevoeld werd.
Moge dit Koloniaal Tijdschrift het nut stichten, dat de redactie ervan verwacht.