maar een oogenblik, om welke oorzaak dan ook, hadden kunnen genoopt voelen om niet mede te werken aan de stichting van een organisme, dat geroepen scheen om de betrekkingen tusschen Noord-Nederland en Vlaanderen zoo sterk te bevorderen.
En thans werd het derde Congres gehouden in de stad, waar voor enkele jaren, op hooger bevel, het Vlaamsch Studentenverbond werd ontbonden, doch waar ook, ter gelegenheid van de feesten ingericht bij den vijf en zeventigsten verjaardag van de Hoogeschool, die gedenkwaardige betooging der studenten ten voordeele van de vervlaamsching van het Hooger Onderwijs plaats had. En wij hebben gezien hoe het Katholiek Vlaamsch Hoogstudentenverbond, wij zullen niet zeggen herleefd is, want het is nooit gestorven, weer zijn vroegere plaats heeft ingenomen, hoe het vaandel van het Vlaamsch Verbond weer zijn banen ontplooid heeft en zijn muziekkorps opnieuw zijn tonen heeft laten weerklinken.
Ja, er is in korten tijd veel veranderd. De hoogere geestelijkheid, die nog zoo heel lang niet geleden, in een beroemd geworden brief, zich tegen een hooger onderwijs in het Nederlandsch had uitgesproken, heeft sindsdien ingezien, en men kan haar daarvoor slechts hulde brengen, dat zij zich vergist had en sedert October 1911 is het juist de Leuvensche Hoogeschool, die in de faculteiten der Wijsbegeerte, der Rechten, der Natuurwetenschappen en der Geneeskunde twee Nederlandsche leergangen heeft ingericht. En de bisschop van Brugge moge nog al eens zijn vrees uitdrukken over het inzijpelen der Nederlandsche gedachten en aan zijn priesters het bijwonen van vergaderingen, ten voordeelt van de vervlaamsching van het hooger onderwijs belegd, verbieden, het gebeurde te Leuven is daar om te bewijzen, dat niet heel de hoogere geestelijkheid het daarmede eens is.
Dat het groot auditorium van het Pauskollege voor de vergaderingen van het Congres werd afgestaan, is een feit, dat dient aangestipt te worden in de geschiedenis van de Vlaamsche Beweging en dat het Congres door de academische overheid officieel werd ontvangen is niet minder merkwaardig. Tot nog toe was zoo iets nooit het geval geweest. En wanneer wij daar dan bijvoegen, dat de rector magnificus, Mgr. Ladeuze, zelf een Waal nochtans, uit eigen zak een geldelijke toelage aan het Congres schonk, dan mogen wij uit dit alles afleiden, dat de Groot-Nederlandsche Studentenbeweging door de academische overheid met sympathie bejegend wordt.
En aan die beweging namen ditmaal deel, ander merkwaardig feit, een aantal vrouwelijke studenten uit het Noorden gekomen, om te bewijzen, dat ook zij belangstellen in het streven van al degenen die ijveren voor de bevordering van de Groot-Nederlandsche wetenschap, van het Groot-Nederlandsche stambewustzijn, van het Groot-Nederlandsch ideaal in zijn meest uitgebreide beteekenis.
Men mag zeggen, dat de belangstelling voor dit Congres algemeen was; van alle kanten uit Noord en Zuid waren de studenten toegesneld, Noord-Nederland, Vlaanderen en Zuid-Afrika waren vertegenwoordigd; bij de ontvangst door de academische overheid waren een twintigtal hoogleeraars van Leuven aanwezig en broederlijk wapperden de vlaggen der katholieke studenten naast die van de liberale.
Belangwekkende redevoeringen werden op het Congres uitgesproken en behartenswaardige woorden weerklonken er. De student Jan te Winkel van Amsterdam bracht de verheugende tijding, dat onder de studenten van zijn hoogeschool een sterke neiging bestond om de Vlaamsche Beweging te steunen. Professor Verriest betoogde de noodzakelijkheid van een degelijke Nederlandsche opvoeding voor de Vlaamsche vrouw. Dr. J. Persijn sprak over ‘de student inde Europeesche letterkunde’ en professor Van der Essen over ‘Het ontstaan der Universiteit’. De heer Leo Meert, voorzitter van het ‘Vlaamsch Handelsverbond’, handelde over ‘Belgisch-Hollandsche economische belangen’, betoogde dat Nederland en België elkander op economisch gebied aanvullen en dat een volkomen verstandhouding tusschen beide volkeren in alle opzichten gewenscht is. Lodewijk de Raet, zonder de groote moeilijkheden te verbloemen die aan het vraagstuk verbonden zijn, drukte de hoop uit, dat de beide landen eens tot een wederzijdsche erkenning van elkanders universitaire diploma's zouden komen.
Men mag dus zeggen dat de Congresatmosfeer bezwangerd was met den wensch om de grootst mogelijke toenadering tusschen Noord-Nederland en Vlaanderen te zien tot stand komen.
Het behoeft nauwelijks te worden gezegd, dat de vervlaamsching van het hooger onderwijs en in het bijzonder die van de Gentsche Hoogeschool een van de lonten was die telkenmale de geestdrift deed opvlammen en het mag bijna van zelf sprekend heeten dat een dagorde, waarbij de vervlaamsching dier Hoogeschool gevraagd werd, als zijnde in het hoogste belang van heel den Nederlandschen stam, onder daverend applaus werd aangenomen. Had men niet meermalen tijdens den duur van het Congres opgegeven van het hoogtepunt waarop de Noord-Nederlandsche wetenschap stond, waarvan de vijf Nederlandsche Nobelprijzen een klinkend bewijs waren!
En zoo werd dit Congres de uiting van een algemeen jong Nederlandsch gevoel, mannelijk zoowel als vrouwelijk, Noord-Nederlandsch, evengoed als Vlaamsch en Zuid-Afrikaansch, katholiek evenzeer als liberaal, vriendelijk bejegend door de meest gezaghebbende personen in de katholieke Belgische wereld.
Met dit alles voor oogen mag men gerust zeggen, dat het Groot-Nederlandsche ideaal door het Congres te Leuven een flinken stap vooruit heeft gedaan.