Zuid-Afrika
Het Volkslied.
Het gedicht, dat minister Malan als volkslied van Zuid-Afrika aangenomen wil hebben, heeft geen onverdeelde instemming verworven. Engelsche bladen spotten met de verwarde beeldspraak; de Afrikaner, het Pietermaritzburgsche blad, vond dat er wel betere liederen waren; het congres van de Zuid-Afrikaanse Onderwijzers Unie achtte het ook ongeschikt, en, als wij het zeggen mogen, het zou inderdaad onder de volksliederen een zeer zwakke broeder zijn; de Hollandsche tekst althans, - den Engelschen hebben wij niet gezien.
Maar de Volkstem, van Pretoria, is voor het lied en hoopt, dat het algemeen aangenomen zal worden. Het blad herinnert, dat het lied, waarvan de heer A.C. Viljoen de dichter is en de senator dr. Meiring Beck de toonzetter, bij de Uniefeesten te Kaapstad gezongen, grooten indruk heeft gemaakt. Het heeft dus al de proef doorstaan. Blijkt het op den duur niet te bevallen, nu dan laat men het liggen. Volksliederen duren alleen zoolang zij den geest van een volk weergeven, - een stelling die wij niet voor onze rekening zouden willen nemen. Er zijn voorbeelden van liederen, die aangehouden worden uit gehechtheid aan de wijs en den klank, niet meer de beteekenis der woorden, en aan den oorsprong, - of ook uit gebrek aan beter enz.
De Volkstem verwijt de Engelsche bladen van Zuid-Afrika, dat zij allerlei onhoudbare redenen erbij halen om het lied van Viljoen te verwerpen. ‘De meeste kritici onthielden hun sympathie onder voorwendsel dat 't ware volkslied 'n produkt was van speciale sociologies inspiraties, die niet bij de Beck-Viljoen kombinatie aanwezig waren. 'n Gezaghebbend beoordelaar en veroordelaar stelde vast hoe het transvaalse Volkslied, dat genade in zijn oren placht