Londen.
23 Jan. werd te Londen de 39e algemeene vergadering gehouden van de Nederlandsche Vereeniging aldaar.
Er is een vooruitgang in ledental en een toeneming van het bezoek aan het clubgebouw. Herinnerd werd aan het bezoek van den Prins der Nederlanden aan het gebouw der Vereeniging bij gelegenheid van de kroning van het Engelsche koninklijke echtpaar en aan den feestmaaltijd op den geboortedag der Vereeniging.
Betreurd wordt het overlijden van een der oudste leden, den heer S. Symons, in wien de Nederlandsche weldadigheids-instellingen te Londen een krachtigen steun verliezen.
Het ledental bedraagt 526, waaronder 130 gewone, 3 buitengewone, 352 buitenleden, 40 leden voor het leven en 1 eerelid.
Het bedrag der jaarlijksche contributiën £ 790,13.0, is opnieuw hooger dan ooit te voren.
Het bestuur voor 1912 bestaat uit de heeren F.C. Stoop, voorzitter; A. Laverge, onder-voorzitter; J. ten Doesschate, secretaris; J. Cost Budde, penningmeester; A.J. de Beaufort, Jhr. A. van der Goes, G. van Gulik, Jhr. A.E. Hoeufft en Mr. W. de Veer, commissarissen.
* * *
Te Londen heeft men 17 Febr. den jaarlijkschen feestmaaltijd der Nederlanders gehouden, onder voorzitterschap van den Nederlandschen Gezant Baron Gericke van Herwijnen.
De heer F.C. Stoop hield in antwoord, op den heildronk van den Gezant op de Nederlandsche Vereeniging, die hij beschreef als de grootste Nederlandsche Vereeniging in het buitenland, een zeer merkwaardige tafelrede, waarin hij den vooruitgang van de Nederlandsche gemeenschap in Engeland 's hoofdstad teekende. Uit de Nederlandsche Vereeniging zijn naderhand het Koning Willem fonds en de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Londen ontstaan. Reeds dit bloeiende drietal bewijst, hoezeer de toestand ten goede is veranderd: de Nederlanders te Londen hebben dan toch den stoot ertoe gegeven en die vereenigingen hebben die in andere landen tot voorbeeld gestrekt.
Spr. vervolgde (wij ontleenen aan het verslag der N. Rotterd. Courant):
‘Een en ander getuigt, dat de Nederlanders uit een slaap van anderhalve eeuw, zijn wakker geschud, dat pun Jan-Salie-geest verdwenen is en dat hun oud zwak: het bloote potjes-najagen voor goed tot het verleden behoort. De tegenwoordige Nederlanders, gedachtig het schoone toonbeeld hunner voorvaderen, willen iets tot stand brengen. Zij roeren zich overal, en te Londen zeker niet het minst.
Toen spreker zich, nagenoeg veertig jaren geleden, te Londen kwam vestigen, was er een andere, minder opwekkende toestand dan heden ten dage: eenige Nederlandsche kaas- en boterfirma's, enkele scheepsagenten en palinghandelaars: ziedaar alles. En wat zien wij hier tegenwoordig? In de meeste vakken is Nederland thans goed vertegenwoordigd, al werken niet alle Nederlandsche firma's hier onder een Nederlandschen naam, maar met een Engelsch uithangbord. Sommige bekleeden een groote positie in den wereldhandel. Men denke maar eens aan huizen als Blijdenstein, Van Houten, Lips, Ripolin, Van den Bergh, de Koninklijke Nederlandsche Petroleum-Maatschappij (werkende als de Royal Dutch Shell Company), - altegader groote vennootschappen; dan firma's als Van Straaten, Stoop & Co., Duveen, Scholten, enz.
Bizondere hulde bracht spreker den aanwezigen heer Deterding, een van de hoofden van de Koninklijke Petroleum-Maatschappij, die met succes tegen de machtigste vennootschap op dit gebied concurreert. “Wij Nederlanders”, zeide spreker, “zijn fier op onzen Deterding, den man, die de Nederlandsche vlag hoog houdt en, te midden zijner groote drukte, den tijd en den lust heeft, om met zijn landgenooten hier saam te komen en gezellig te verkeeren.” (Toejuiching).
Andere belangwekkende toosten volgden op het dankwoord van den heer Deterding, waarin hij nadruk legde op de goede hoedanigheden, betrouwbaarheid vooral, in den Nederlander, waaraan de Engelschen de meeste waarde hechten.’