Onze taal in de kookkunst.
De Nieuwe Courant, in Den Haag bevat wekelijks een artikel onder het opschrift: Spiegel der IJdelheid. In een der laatste opstellen worden een aantal gerechten meegedeeld. Aan het einde der opsomming gekomen, lezen wij:
‘De fijne keuken is bij ons voor het meerendeel import. Misschien zou het gewenscht zijn, dat de kook- en huishoudscholen eens een wedstrijd uitschreven voor haar leerlingen tot het ontwerpen van nieuwe schotels van eigen vinding met een Nederlandschen naam. Wellicht zou het Algemeen Nederlandsch Verbond zich eveneens voor de zaak willen spannen. Onder de koks heeft hij zijn meest verstokte tegenstanders. Het denkbeeld verder uit te werken, laat ik aan iemand over, die den tijd heeft, als zoo iemand nog bestaat. Sinds ik eens ten gevolge van een onvoorzichtige uitlating over het dienstboden-vraagstuk door een onnoemelijk aantal dames werd geplaagd, om de zaak in handen te nemen, ben ik bang geworden voor het opperen van plannen en bedank reeds bij voorbaat voor de eer mij verder ermee in te laten.’
De schrijver of schrijfster dezer opstellen kan gerust zijn. De Taal-Commissie van het A.N.V. heeft dit nummer op haar programma, daarvan kan hij of zij zeker zijn, waar iemand als de heer Marc. Emants, die zoo vaak tegen dit keuken-brabbeltaaltje zijn stem verhief, in deze Commissie zitting heeft.