Neerlandia. Jaargang 15
(1911)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet Vlaamsche lied in Fransch-Vlaanderen.De heer J. Verschueren, een Vlaming, heeft kort geleden, evenals onze drie Nederlandsche studentenGa naar voetnoot1), met een paar vrienden een bezoek aan Fransch-Vlaanderen gebracht. Hij geeft daarover uitvoerig verslag in de Vlaamsche Gazet van Brussel. Hij heeft ook op verzoek van den hospes eener taveerne in het oud-Vlaamsche dorp der Wereldtentoonstelling te Robaais aldaar met zijn vrienden liederen-voordrachten gehouden. Van deze voordracht vertelt hij:
‘Maandag en Dinsdag dus troffen wij in het Oud Vlaamsch dorp’ der tentoonstelling een flinke groep menschen, meestal inwonende Vlamingen, maar ook wel Antwerpenaren en Brusselaars, waarvan enkele opzettelijk uit Rijssel waren gekomen om die liedervoordrachten te hooren. Wij waren allen zelf ten zeerste verrast, maar de heer Rosez die een wakker en ijverig Vlaming is, hadden waard aangezet plakbrieven en strooibiljeten te laten drukken om het Robaaische volk te lokken. En het was een voortreffelijk gedacht ook. Het volk stroomde toe en de vrienden Van Roey, L'Hermitte en De Klerk oogstten met hunne prachtig uitgegalmde Vlaamsche liederen een schitterenden bijval in. Waar men de taal der liederen niet verstond, werd toch de muziek en de zang met geestdrift toegejuicht, maar het deed ons, Vlamingen, goed aan 't harte toen wij de ‘Vlamsj’-sprekende Franschen, zoo goed het kon, in onze Vlaamsche taal hoorden meezingen met een welwillen en een geestdrift die waarlijk treffend waren. Van tijd tot tijd, als afwisseling, werd, in koor, ‘Al zingen 't vrije Lied’ en ‘De Rubensmarsch’ aangeheven, wat eene bijzondere bekoring voor de toehoorders aanbood. Dit kunnen wij altijd met zekerheid bevestigen dat onze Vlaamsche liedjes in het Fransche Robaais ingang hebben gevonden en dat menig vooisken van Vlaamsch-België uit, hier bij onze taalbroeders nog lang geneuried zal worden. Des avonds moesten wij kost wat kost de uitnoodiging van den heer Rosez aanvaarden. Weder stond ons eene verrassing te wachten, eene groep Vlaamsche, in Frankrijk wonende vrienden, wachtten ons daar op en wederom namen wij deze gelegenheid te baat om het Vlaamsche lied daar te laten klinken en de beteekenis van ons streven uiteen te zetten.’ |
|