Neerlandia. Jaargang 15
(1911)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 194]
| |
De Hollandsche nederzetting in Japan.De heer Sjigetaka Sjiga, een welbekende persoon, die nu in Nagasiki vertoeft, zoo lezen wij in een Japansch blad, ging korten tijd geleden naar de eens zoo bloeiende Hollandsche kolonie en ontdekte temidden van ranke heesters in een hoek van den tuin bij de woonplaats van een vreemdeling een klein steenen monument, dat na een nauwkeurig onderzoek van 1696 bleek te zijn. Afgaande op de nu bijna uitgewischte letters, die er in gegrift werden, moest het in den tijd dier kolonie opgericht zijn.
De heer Sjiga maakte verder een kort uitstapje naar een klein eilandje, in den volksmond ‘Koero Sjima’ geheeten, waarvan men hem had gezegd, dat het een kijkje ten volle waard was door het groote aantal overblijfselen uit den tijd der Hollandsche nederzetting. Het ligt ongeveer 13 mijlen van Sasebo af, en zijn kusten zijn zeer gevaarlijk. De bewoners zijn merkwaardig in hun eigenaardigheden; zij wilden van de geschiedenis dezer eilanden niets loslaten ofschoon ze er niet onbekend mee schenen te zijn. Evenmin waren ze te bewegen om te vertellen, wanneer ze daar heen gekomen waren; en ook waren zij weinig mededeelzaam over het heden. De mannen heeten Jozef, Petro, Simon, Thomaso en sommigen Rudoriko, Sinikof Ignatio, Gabriel, Gaspald enz., terwijl de vrouwen zich noemen Mariana, Camelina, Magdalena of iets dergelijks. Deze namen wijzen natuurlijk op een vreemden oorsprong. Latijnsch, Slavisch of Teutonisch en doen denken aan de dagen toen het Christendom in deze deelen van Japan veld won en vurig door het volk omhelsd werd. De aannemelijkste veronderstelling is, dat het volk van Nagasaki naar het eiland uitweek door de strenge vervolging waaraan de Christenen bloot stonden. In dit licht bekeken, schijnt hun diep stilzwijgen een gevolg te zijn van de gruwelijke martelingen, die de Christenen moesten ondergaan en is deze terughoudendheid een ingewortelde gewoonte geworden. Men zegt dat het eiland ook vele herinneringen herbergt aan de vroegste komst der Westerlingen in Japan.
Welke Hollandsche kolonie kan hier bedeeld zijn eerst, en welke Hollandsche nederzetting later? Bekend is dat in 1609 een Hollandsche factory gevestigd werd te Hirado, een eiland gelegen tegenover de westelijke kust van het groote eiland Kioe Sjice, waarop Nagasaki, een 60 K.M. zuidelijker dan Hirado, gelegen is; die factory werd in 1641 op verlangen van den Japanschen keizer opgeheven en de gebouwen werden met den grond gelijk gemaakt; een steenen overblijfsel van Hollandschen oorsprong met het jaar 1696 kan daar dus niet aangetroffen zijn. Na het verlaten van Hirado werd de Hollandsche factory overgebracht naar Desjima = vóór-eiland (sjima = eiland), een kunstmatig eilandje, aangelegd in de haven van Nagasaki. Uit de mededeeling dat van Nagasaki uit een bezoek werd gebracht aan ‘de eens zoo bloeiende Hollandsche kolonie’ zou moeten worden afgeleid, - in verband ook met de omstandigheid, dat op Desjima gedurende 220 jaren de eenige nederzetting van Hollanders wasGa naar voetnoot1), - dat hier Desjima, 't welk vlak bij Nagasaki ligt, bedoeld wordt. Zou daar nu werkelijk nog een monument (?) van 1696 overgebleven zijn? Zeer waarschijnlijk is dat niet. Toen in 1862 bij het opheffen der factory, de woningen en pakhuizen op Desjima in het openbaar werden verkocht en het huis van het Opperhoofd het eigendom werd van den agent der Nederlandsche Handelm., zouden nog overblijfselen van de Hollandsche nederzetting gespaard kunnen zijn; toen echter later groote veranderingen op het eilandje werden aangebracht en onder andere de ‘Internationale club’ gebouwd werd, nagenoeg juist op de plek, waar de oude Hollanders gewoond hadden, zal er wel niets zijn overgebleven wat aan dezen herinnert. De mededeeling van den heer Sjiga zou dus wel nader onderzoek behoeven. Nederlanders, die Nagasaki bezoeken of die daar verblijven, zijn in de gelegenheid zich van het al of niet bestaan van een oud monument op Desjima te overtuigen. Wat nu betreft de Hollandsche nederzetting op het eilandje ‘Koero Sjima’, volgens het bericht gelegen 13 mijlenGa naar voetnoot2) van Sasebo, teekenen wij aan dat er Z.W. van Kioe Sjice een eilandje van dien naam bestaat, ongeveer 60 K.M. van de kust van Satsoema - waarmede Sasebo kan bedoeld zijn - welk eilandje tevens den naam Sa Clara draagt. Het is natuurlijk mogelijk dat daar zich nog afstammelingen van de Japansche Christenen bevinden, die in het eerste deel van de 17e eeuw zoo krachtdadig achtervolgd werden in Japan. Van een Hollandsche nederzetting aldaar kan echter bezwaarlijk sprake zijn; het staat vast dat na 1641 tot in de 2e helft der 19e eeuw Hollanders alleen op Desjima werden toegelaten en voor zoo ver bekend, wordt ook in geen der oudere bronnen melding gemaakt van tochten van Hollandsche schepen naar andere streken van Japan, dan Desjima. Wel hebben in November 1599 twee Hollandsche schepen, de reis van Chili naar Japan ondernomen, waarvan 't eene ‘de Hoop’ naar gezegd totaal verloren ging en het andere ‘de Liefde’ te Boengo (N.O. kust van Kioe Sjioe) met een uitgeputte bemanning in April 1600 landde; de bemanning van dat schip, door den Daïmio van Boengo goed ontvangen, verbleef daar eerst, doch werd in 1605 op een vaartuig van den Daïmio van Hirado naar Patani (Malakka), vervoerd, waar de Hollanders toen een nederzetting hadden. Mogelijk zou het nog zijn dat het schip ‘de Hoop’, waarvan nimmer meer iets vernomen werd, in 1600 te Koero Sjimo zou te land gekomen zijn, maar waarschijnlijk is dat niet. In ieder geval zouden die schipbreukelingen, die verder geen gemeenschap hoegenaamd met hun landgenooten hadden, daar wel niet een groot getal overblijfselen, die nu nog aanwezig zouden zijn, hebben nagelaten. Het bericht van den heer Sjiga is wel wat heel onbepaald; de ligging van het eilandje staat niet vast; omtrent den aard van de overblijfselen wordt niets gezegd. Er kan worden aangenomen, dat hij een eiland bezocht heeft, waar afstammelingen van Japansche Christenen worden aangetroffen, maar dan is het toch vreemd dat vrij dicht onder de kust van een der Japansche groote eilanden eene bevolking zou worden aangetroffen, waarvan zoo iets bijzonders wordt verhaald, zonder dat dit bekend zou zijn.
Bovenstaande mededeelingen omtrent Hirado en Desjima en de schipbreuken werden ontleend aan een lezenswaardige studie van den heer J. Habbema in de Indische GidsGa naar voetnoot3), eene studie geput uit de uitge- | |
[pagina 195]
| |
breide literatuur en de oude bronnen over de aanrakingen tusschen Hollanders en Japanners in vroeger tijden. Het kwam ons wenschelijk voor van het bericht in het Soerab. Handelsblad melding te maken, omdat Neerlandia door zeer velen gelezen wordt en allicht iemand een aanwijzing zou kunnen geven omtrent deze min of meer raadselachtige berichten. |
|