Nederlandsche schaaknamen.
Ik ben het eens met den inzender (of de inzenders) in Neerlandia van Juli: we moeten onze eigen schaaknamen houden, omdat ze ten minste zoo mooi zijn als de Duitsche en omdat ze van ouds de onze zijn. Dus geen dame, looper en toren, maar koningin, raadsheer en kasteel.
Maar, zooals gezegd, onze namen geven last met de afkortingen. Er zijn drie namen die met een k beginnen. Hoe die te onderscheiden? Niet door maar de Duitsche namen over te nemen. Het voorstel van den vorigen inzender was te schrijven: K voor koning, Ko voor koningin, Ka voor kasteel. Daar zijn, dunkt mij, twee bezwaren tegen. Vooreerst is Ko verwarrend, aangezien het ook de beginletters van den koning zijn. Dan is 't eenmaal de gewoonte bii afkortingen met twee letters de eerste en de laatste letter te nemen, b.v. Ct. voor Courant, Mij. voor Maatschappij.
Ik zou dus voorstellen te schrijven: K (of des noods Kg) voor koning, Kn voor koningin en Kl voor kasteel. De Engelschen doen evenzoo. Die hebben twee namen in hun schaakspel die met K beginnen: King (de koning) en Knight (het paard), en zij korten af K voor King en Kt voor Knight. Onnoodig te zeggen, dat geen Engelschman het in zijn hoofd haalt om zijn Knight met een Duitschen of anderen vreemden naam te noemen, teneinde die dubbele K te vermijden. Hij weet zich met zijn eigen taal te redden.
Afgescheiden van het wangebruik om de Nederlandsche schaaknamen door Duitsche te vervangen, maken schaakkranten en schaakrubrieken in algemeene kranten - de goede niet te na gesproken - zich tegenwoordig doorloopend schuldig aan een jammerlijk Duitsch-Hollandsch in hun aanteekeningen en beschouwingen bij schaakpartijen. Andere bronnen dan Duitsche schijnen verreweg de meesten niet te gebruiken en de moeite om in behoorlijk Nederlandsch over te brengen wat zij er aan ontleenen, nemen zij niet.
Een Schaker.