Onze Vlaamsche visschers in Katanga.
Toen België's Koning Albert, ten tijde dat hij nog Kroonprins was, onze kolonie bezocht, had hij gelegenheid op te merken hoe vischrijk de groote Afrikaansche meren zijn en hoe weinig deze natuurbron uitgebaat werd, niettegenstaande de groote behoefte aan voedsel, zoowel bij de blanken als de zwarten.
Nauwelijks was Hij terug in België of Hij besprak dit onderwerp met een der bevoegden, zoo niet den meest bevoegde in België, kommandant A. Bultinck, den ijverigen secretaris van 't Zeewezen. In enkele maanden was een plan rijp voor uitvoering. Men zou trachten Belgische visschers naar Katanga te sturen onder leiding van eenen hoofdman, die daartoe eene geschikte opleiding zou krijgen. Een onzer oudste leden, alhoewel nog zeer jong, de heer Gustaaf Dhont, die zich vooral onderscheidde bij de pogingen tot wederopheffing der burgersstielen, en die bestuurder was van de Belgische Vakpersvereeniging, aanvaardde de hem gedane opdracht en bestudeerde onder leiding van Professer Damas der Hoogere Visscherschool van Bergen (Noorwegen) de praktische visscherij in de Noordzee. Daarna deed hij vele zeereizen met verschillende schepen van het koninklijk werk van den ‘Ibis’; zoodat hij volkomen op de hoogte was van de visscherij toen de visschers Labbehe en Van Hijfte aan de zending werden toegevoegd.
Het voornaamste doel der zending was het doen van onderzoekingen in de groote meren van Moero en Tanganika; en de tweede opdracht was het nemen van proeven aan de monding van de Congorivier bij Banoena.
* * *
Onze visschers vertrokken 1 Oktober uit Antwerpen, onder algemeene belangstelling. De Koning had een ordonnantie officier gestuurd om hun van zijnentwege vaarwel te zeggen. Verschillende vereenigingen, ‘Ibis’, de ‘Kon. Zeilvereeniging’ van Antwerpen en andere hadden afgevaardigden gezonden, die aan het drietal verschillende herinneringen schonken.
Het eerste deel der zending lukte volkomen. Voor de eerste maal kwam Congoleesche visch te Antwerpen in uitmuntenden staat. Gouverneur Fuchs, die toen algemeene gouverneur van den Congo in Boma was, en den arbeid van de zending met zeer veel belangstelling volgde, wenschte onzen jongen overste geluk met den schoonen uitslag en belastte hem met eene bijzondere studie-zending naar Portugeesch Angola, waarvan hij zich tot groote voldoening van den algemeenen gouverneur kweet.
Toen begonnen - tegen nieuwjaar - onze visschers hun groote reis door Afrika, eene reis die drie maanden zou duren vooralleer zij aan hun bestemming zouden zijn aangeland.
Ongelukkig werd die reis onderbroken door een treurig ongeluk. In Kindu werd de visscher Labbehe door een zonneslag getroffen en hij stierf enkele uren nadien.
Einde Maart bereikte de zending hare bestemming, na weken lang in het Afrikaansche woud te voet te zijn voortgetrokken. De bestemming was Puerto, gelegen op de grens van Rhodesië en Belgisch Congoland, aan den oever van het Moenomeer. Een brief aan den Ibis geeft zeer gunstig nieuws over de visschers, die reeds hun huizen, rookerijen en andere instellingen opgericht hebben en erin geslaagd zijn, zwarte visschers te vormen, die iederen dag zeer rijke vangsten doen.
Kommandant A. Bultinck en Gustaaf Dhont hebben eer van hun werk. Laten wij erbij voegen, dat wij eindelijk iemand in den Congo hebben, die het goede zaad der Vlaamsche Beweging zal verspreiden en hopen dat hij en visscher Van Hijfte, alsook Lt. Gorr, die aan de zending toegevoegd werd om Labbehe te vervangen, tot ons in goede gezondheid terugkeeren.
Oostende, Juli 1911.
A.K.V.