Koninklijk bezoek.
Neerleggende het dagboek van een Leijdschen Jager in '31 en opnemende de pen om iets te schrijven over het bezoek onzer Koningin aan Brussel, op den dag af tachtig jaar later - welk een waarschuwing om niet te turen op bijkomstigheden alleen! Het oog glijdt over Conscience, Willems, David, over de Nederlandsche Congressen, het Nationaal Vlaamsche en het Algemeen Nederlandsch Verbond, over de Vereeniging van Noord- en Zuidnederlandsche letterkundigen, het Vlaamsch Handelsverbond, de Hollandsch-Belgische Commissie en eindelijk, ten slotte, op de bezoeken over en weer der Vorsten. Dat en zooveel meer, zijn de hoofdlijnen die de dagen van den Tiendaagschen Veldtocht verbinden met het allerjongste verleden. En het is een voorrecht van Neerlandia als maandblad, dat het buiten de opwinding der jachtende indrukken, op een afstand de hoofdverschijnselen rustig kan overzien.
Na het bezoek van het Belgische Koningspaar aan Amsterdam, was het tegenbezoek van Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik aan Brussel slechts een vraag van tijd. Maar onvermijdelijk helaas was op nieuw spanning over de taal: Fransch of Nederlandsch? Het Hoofdbestuur van het A.N.V. heeft te dezen opzichte geen oogenblik getwijfeld of het zou Fransch zijn, niet uit voorliefde alweer, maar ter wille van de eenheid in handelen, die voor het Hoofd van Staat, boven en buiten elke partij, ten allen tijde in onaandoenlijkheid de veiligste gedragslijn voorschrijft. Hetgeen namens het Hoofdbestuur in Neerlandia van October 1910 als hoofdartikel is neergeschreven, geeft nog steeds zijn zienswijze weer.
Toch, wil men aan het feit of bij eene gelegenheid als deze Fransch of Nederlandsch werd gesproken, groote beteekenis hechten voor de ontwikkelingsgeschiedenis van het Vlamingdom, dan is het feit dat terwille der Vlamingen is gebroken met de hofetikette en onze Nederlandsche Majesteit op het Brusselsche Stadhuis aan de Nederlandsche taal in België recht heeft gedaan, een feit van zeer groote beteekenis geweest. ‘Recht, maar niet ten volle’ luidt de klacht. Neen, zeker niet ten volle, maar was dat te verwachten? Was dat zelfs te wenschen ditmaal? Was niet deze afwijking eener toch uitteraard zoo hardnekkige hofgewoonte, een overwinning van geheel bijzonderen aard? Indien Hare Majesteit vrij ware geweest van elke nijpende overlevering, dan zou de gelijkmatige verdeeling van Fransch en Nederlandsch niet zoo groote waarde hebben gehad. De ban van het ‘protocol’ is thans verbroken door Haar, uit vrijen wil, niet langer de natuur verkroppende die boven de leer ging. Want onze Koningin is vóór alles Nederlandsche Koningin, die naar de woorden van het Gentsche Volksbelang, hare moedertaal zoo innig liefheeft en aan haar hof in eere heeft hersteld. Dat wisten en dat weten de Vlamingen even goed als wij Nederlanders van het Noorden, en dat zij dan ook bij de beoordeeling der feiten ons aller richtsnoer.
Het Hoofdbestuur van het A.N.V. waardeert ten volle elke eerlijke overtuiging in dezen, zooals het voor zijn eigen zienswijze voor zich zelf de volle waardeering eischt. Verschil van opvatting in dezen is onvermijdelijk; in dagen van strijd als de Vlamingen kennen, laait het vuur hoog op. Ondanks dat verschil stemmen allen in met het slotwoord uit dat artikel van het Volksbelang:
‘Geen blijder herinnering dier vermoeiende officieele reis bij een ondragelijke zomerhitte zal de edele vrouw, die op den Nederlandschen troon zit, van hare geestdriftige en zoo innig gemeende blijde inkomst in België kunnen bewaren dan de herleving der Vlamingen op elk gebied, ondanks 1830.’