Mededeelingen en allerlei
Een indruk van ons Hollandsche volk.
Zoo herhaaldelijk moeten wij, en met reden, ons schamen over de wijze waarop vreemden in ons land bejegend worden en den slechten indruk, dien ze moeten meenemen van onze Hollandsche onbehouwenheid, dat het, aan den anderen kant, dubbel-aangenaam is, wanneer buitenlanders van beteekenis blijken een goeden indruk van ons volkswezen te hebben verkregen.
En dit was het geval, naar men ons schrijft, met den Engelschen Minister der Posterijen, den heer Herbert Samuel en zijn vrouw, die begin Juni een 14 dagen in ons land hebben rondgereisd: Amsterdam en omgeving, Haarlem, Den Haag, Delft, Rotterdam, Arnhem en omgeving. Zij waren zeer getroffen door het zelfrespect, dat uit de houding en de kleeding van ons geheele volk sprak - in tegenstelling tot de verslonste armen en ongewasschen kinderen, die men in Engeland zoo veelvuldig aantreft; door het sterk op den voorgrond tredende individueele; door de netheid en properheid, die zij overal waarnamen; door ondervonden vriendelijkheid en niet het minst door het feit dat zij overal ‘onbeschermde’ bloemperken hadden gezien, die de straatjeugd ongeschonden liet. ‘Dat zou in Engeland niet kunnen’, meenden zij. En waar wij juist zeer onder den indruk waren, dat onze straatjeugd in dat opzicht al heel erg was, was het wederzijds een genoegdoening te erkennen het: ‘tout comme chez nous’. Wat geen aanmoediging aan onze jeugd beteekent om het er dan maar eens van te nemen. Daarom zet ik - de briefschrijver - dit... in het Fransch!