Neerlandia. Jaargang 15
(1911)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen zeer bijzonder boek.Voor hen, die nog mochten twijfelen aan de geschiktheid van het Javaansche ras, zich de Westersche denkbeelden eigen te maken, zich in te leven in het Westersche gevoelsleven, zij de lezing van het pas verschenen werk ‘Door duisternis tot licht’Ga naar voetnoot1) dringend aanbevolen. Zie hier een jonge Javaansche vrouw van hooge geboorte, regentsdochter, die in een honderdtal brieven, gericht aan vrienden en vriendinnen van Europeesch ras, uiting gaf aan haar gemoedsleven; aan hare wenschen voor het geluk van het Javaansche volk; aan haar verlangen, door werk en voorbeeld, dit door haar innig geliefde volk vooruit te brengen in geestelijken en in economischen zin; aan haar afkeer van de banden, die haar beknelden en die haar beletten zich geheel en vrij aan hare hoog zedelijke en door haar verstand geleide idealen te wijden; aan haar inwendigen strijd ook, waar zij beseft hare naaste, geliefde verwanten door hare denkbeelden te zullen leed doen. | |
[pagina 157]
| |
Ontwikkeling en opvoeding van het Javaansche volk, van de Javaansche vrouw niet het minst, is haar streven, zonder dat zij er echter Westerlingen van wil maken. In uitstekend Hollandsch worden ons haar voelen en haar denken blootgelegd; in warme, overtuigende bewoordingen worden hare plannen bepleit. Wat vooral ook treft, is, dat zij zich zoo vele vrienden maakte; wie met haar in aanraking kwamen, voelden zich tot haar en hare plannen aangetrokken. Uit deze brieven komt telkens aan den dag, hoe Raden Adjeng Kartini met twee harer zusters, die haar in hare denkbeelden 't naast stonden, alles doorleefden, wat een Hollandsche jonge vrouw moet ondervonden hebben, die in de moeilijkste tijden vóór de vrijmaking van de vrouw voor hare vooruitstrevende meeningen moest strijden. Nooit echter is er scherpte of bitsheid; steeds oordeelt zij met zachtheid en liefde over hare verwanten en Javaansche vrienden, die door vooroordeelen van stand en rang of van gewoonten gebonden, niet immer of niet dadelijk met haar konden instemmen. Steeds is ze bescheiden. ‘Ik ben zoo bang dat men al te veel in me ziet. Ik ben er zeker van, dat men zich misleiden laat door de bekoring van 't nieuwe en misschien ook door medelijden. Nieuw zijn we voor velen, zelfs voor menschen van hier, en al wat nieuw is bekoort min of meer.’ Zij jubelt als ze medewerking of steun krijgt, als zij ontwaart dat de Regeering in de door haar gewenschte richting voortschrijdt; niet echter voor haar zelve, maar voor haar volk; en waar zij tegenslag ondervindt is zij spoedig over de teleurstelling heen en begint zij met nieuwen moed. Ook in haar kortstondig huwelijk, gelukkig met een man, die hare denkbeelden deelt, blijft zij hare idealen getrouw en werkzaam voor haar streven. Hare denkbeelden, gesproten uit een brein, door erfelijkheid reeds Westersch ontwikkeldGa naar voetnoot1), door studie en nadenken gescherpt, door omgang met Europeesche vrienden gerijpt, zijn waard en noodig overdacht te worden; geenszins strijden die voor algeheele Westersche vorming van het Javaansche volk; het eigendommelijke daarvan wordt gewaardeerd; maar opvoeding en leiding veel meer dan tot nu toe worden noodig geacht. Als wij na lezing van haar laatsten brief, het boek uit handen leggen, komt er een gevoel van weemoed over ons, wijl dit jonge leven zoo spoedig werd afgesneden, terwijl zij nog slechts het gloren van den dageraad voor haar volk heeft mogen aanschouwen.
Mr. J.H. Abendanon, die hare brieven verzamelde en in het licht gaf, vertrouwt dat door het verspreiden harer denkbeelden velen nader zullen worden gebracht tot het Javaansche volk en hoopt dat door deze uitgave veler medewerking zal worden verkregen, tot oprichting van een dag- en kostschool voor dochters van Inlandsche hoofden, zooals wijlen Raden Adjeng Kartini zich die gedacht heeft. Wij sluiten ons oprecht bij deze wenschen aan en hopen van harte dat dit uitnemende boek in veler handen zal komen, en dat het goede vruchten moge afwerpen. |
|