Landbouwbelangen in Egypte.
Aan een schrijven van onzen vertegenwoordiger te Cairo, den heer Th. F. van Vloten, ontleenen we het volgende:
‘Als eene bijzonderheid is het mij aangenaam U te kunnen mededeelen, dat de heer Cosman, die tevens onderwijs geeft in 't Hollandsch aan de Berlitz school alhier, als leerling heeft zekeren Mohamed Bey Moestafa, zoon van den chef de Bureau aan het Ministerie van Oorlog alhier, die zich onze taal eigen maakt met het doel te Wageningen de lessen te gaan volgen aan de Landbouwschool.
Dit is wel een bewijs, dat Egyptenaren beginnen te begrijpen, hoe hoog Nederland staat als Landbouwstaat.
Het is werkelijk te betreuren, dat men in ons land niet meer belangstelling heeft voor Egypte.
Egypte is een land, dat op landbouwgebied in menig opzicht zooveel overeenkomst vertoont met Nederland en daarbij met de Soedan zoo uitstekend geschikt voor de Cultuur van Katoen, hoe is het dan mogelijk dat de Vereeniging van Katoenspinners op dit land hun aandacht niet wil vestigen en steeds maar bij de Regeering in Nederland vraagt om aanmoediging van de Katoencultuur in onze Koloniën.
Ten eerste zijn deze verder gelegen van ons land en ten tweede zijn die nu eenmaal beter geschikt voor vele andere cultures, maar juist niet voor Katoen. Door hier de cultures te behandelen als in Indië de vele banken die daar werken doen, zou bovendien de opbrengst van Katoen beduidend verhoogd kunnen worden. Ik vestigde daarop de aandacht in eene lezing in de Universiteit alhier.’