sprookje, dat zij niet scheppen kon’ en ‘De Tragedie van 's mans maag’. Zijn echtgenoote, van buitenlandsche afkomst, had zich het Nederlandsch zoo eigen gemaakt, dat zij met goed gevolg o.m. een drietal zijner gedichten kon voordragen. De jeugdige heer Zürcher speelde een eigen compositie op de piano. De heer Van Heusden vergastte ons op de ballade Archibald Douglas, van Fontane en een drietal boertige liedjes van Bernard Canter, muziek van W. Zürcher. Ter opluistering van den avond had de heer Jelsma eene verzameling eigen schilderwerk (landschap, bloemstukken en stillevens) op smaakvolle wijze tentoongesteld.
De heer Versteeg had op de derde bijeenkomst, 19 October, gezorgd voor een luimig programma. Wat werd er dien avond gelachen!
Van leerrijken aard was de lezing van Dr. M.F. Stolk, op 8 Februari, over het onderwerp Opmerkzaamheid.
Den vijfden avond las Dr. H.F. Wirth, lector aan de Berl. Hoogeschool, drie bedrijven uit zijn drama: Hervorming en Wedergeboorte.
Op Zondag 30 April kwamen we bijeen om Prinsesje's jaarfeest te herdenken. Door den voorzitter werd eene treffelijke rede gehouden, er werden vaderlandsche liederen gezongen; de heeren Van Heusden en Van der Eerden gaven elk een zangnummer ten beste; mejuffrouw Bommel van Vloten declameerde een drietal vaderlandsche gedichten, o.a. Onze Taal en In Hollandsch bosch. De heeren Schnabel en De Koningh zorgden voor vroolijke afwisseling.
De feestavond op 20 Mei slaagde uitstekend tot groote voldoening van alle aanwezigen. We genoten de eer onzen Gezant, Baron Gevers met diens echtgenoote in ons midden te zien. Er waren ook verscheiden Duitsche gasten. De echte Hollandsche gezelligheid bleef niet uit.
In zijn begroetingsrede betreurde onze voorzitter den weinigen samenhang en den geringen lust tot samenwerken van de in Berlijn wonende of vertoevende Nederlanders; maar achtte het een verblijdend verschijnsel, dat wij Nederlanders te Berlijn over 't algemeen met waardeering worden behandeld. Moge dit zoo blijven: wij allen zijn geroepen en verplicht daartoe bij te dragen in onze woorden, in onze daden.
Later op den avond sprak de voorzitter een hartelijk afscheidswoord aan twee in onzen kring gaarne geziene personen, beide op 't punt staande Berlijn metterwoon te verlaten; aan eene bruid, die een liefhebbend ouderpaar vaarwel zegt, om in Zuid-Afrika aan de zijde van den vriend uit haar kinderjaren, een eigen thuis te vestigen; aan onzen jeugdigen vriend S., die ons met zijn kluchtige voordrachten zoo vaak aan 't lachen maakte en nu heengaat om zijn plicht voor het vaderland te gaan vervullen.
Wanneer we er ten slotte nog op kunnen wijzen, dat het voornemen bestaat om in den loop van den naderenden zomer een of meer gezamenlijke landtochtjes in de schoone omgeving onzer stad te maken, dan mag men aannemen, dat het ‘Hollandsch Gezelschap’ met zijn ijverigen voorzitter aan het hoofd, zich wel moeite geeft, om het Nederlandsche leven in Berlijn te bevorderen.
J. KNOL, secretaris.