Verbastering.
Iemand schrijft in het Vlaamsche blad, Onze Kop:
‘In Neerlandia wees B. Zweers erop, dat de Hollandsche zangers en zangeressen de kunst hunner landgenooten niet aanmoedigen en liefst Duitsche liederen zingen. Zij doen hetzelfde in België. Dikwijls had ik gelegenheid Hollandsche artisten te hooren: zelden droegen zij iets voor in de moedertaal. Onlangs mocht ik Julia Culp toejuichen, de beste liederzangeres van de wereld: zij zong slechts Duitsche liederen. Mestdagh heb ik herhaalde malen gehoord: eerst met zijn A Capella koor, dat Duitsche en Latijnsche stukken uitvoerde; een andere maal met zijn kwartet, dat denzelfden regel volgde; verder, als solist: hij droeg geen enkel lied van een Noord- of een Zuid-Nederlander voor. Dezen winter zong mej. Hill, in Gent: enkel Duitsch. De Maastrichter Staar trad verleden zomer op te Tongeren: op de vier koren, die zij vertolkte, was er één Nederlandsch; de andere waren Fransch. Van Rooy heb ik een zestal malen gehoord: hij zong altijd Duitsch; een enkele maal maakte hij eene uitzondering op den regel, omdat hij, beweerde men, zijn muziekstukken niet bij tijds ontvangen had. Het was te Brussel en hij droeg eenige nummers voor uit de Valerius verzameling en, tegen een ieders verwachting in, juichten de verfranschte Brusselaars hem dapper toe. Dat zou een vingerwijzing moeten zijn. Zoo gaarne zouden de Belgen hun Hollandsche kunstbroeders zien optreden met werken van hun eigen landgenooten. Orelio hoorde ik meer dan eens Vlaamsche liederen zingen in België en mevr. Noorderwier - Reddingius, die Godelieve van Tinel zong, heb ik ook nog niet vergeten. Toch moet ik, tot mijn spijt, besluiten: in België komt de verbastering al te dikwijls... van Holland!’