Neerlandia. Jaargang 15
(1911)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-IndiëOntwikkeling van een zelfstandige nijverheid en van een eigen handel in de Inlandsche maatschappij van Nederlandsch-Indië.In de Indische Mercuur werd onder bovenstaanden titel opgenomen, de thans ook afzonderlijk uitgegeven voordracht door Mr. J.H. Abendanon gehouden in de Nederlandsche Afdeeling der Nederlandsch Indische Maatschappij van Nijverheid en Landbouw. Mr. Abendanon wijst daarin, onder meer, op het belang voor de inlandsche nijverheid van het in Juli 1911 te Soerabaja te houden congres met tentoonstelling, tot bevordering van de cultuur der voor Indië belangrijkste vezelplanten en van de bereiding der vezelstoffen. | |
[pagina 37]
| |
Op die tentoonstelling zullen naast machineriën, waarvan de Europeesche groot-nijverheid zich bedient, ook te zien zijn kleinere werktuigen geschikt voor handbeweging en voor in beweging-brenging door kleine motoren, dus voor huisvlijt, doch tevens zullen vertoond worden de primitieve werktuigen, tot dusver door de inlandsche bevolking gebezigd voor de bereiding der vezels en het vervaardigen van voorwerpen daaruit. Het verschil in bewerking zal dus duidelijk in het oog kunnen vallen. Mr. A. dringt er nu op aan, dat van deze gelegenheid gebruik zal worden gemaakt, de inlandsche bevolking in staat te stellen zich van die betere kleinere werktuigen te voorzien, o.m. door haar die werktuigen tegen geleidelijke afbetaling te verschaffen. Hij gaat echter verder, brengt in herinnering dat door hem, reeds in 1904, als departements-chef verschillende voorstellen zijn gedaan, tot bevordering van de inlandsche nijverheid en het in 't leven roepen van een inlandschen handel; hij noemt die voorstellen, en toont aan dat daarvan, in de sedert verloopen jaren, slechts een klein deel in uitvoering is gekomen. Hij vestigt er de aandacht op, dat zich in de inlandsche maatschappij zelve teekenen van opleving en van zich ontwikkelenden gemeenschapszin voordoen; hier en daar ontstonden coöperatieve vereenigingen tot het drijven van handel; neiging tot inleggen in de Indische postspaarbank - dus tot spaarzaamheid - werd in toenemende mate opgemerkt; in de desa loemboengsGa naar voetnoot1) werd in een klein aantal jaren een hoeveelheid padi bijeengebracht, gelijkstaande met een waarde van 7 à 8 millioen gulden. Mr. Abendanon meent dat de tijd om handelend, leidend en helpend op te treden, niet het minst voor de Regeering, thans gekomen is. De tentoonstelling te Soerabaja biedt gelegenheid de inlandsche nijverheid een schrede verder te brengen, maar ook overigens blijft er zeer veel te doen. Met een terugblik on het verledene toont Mr. A. aan, dat de Inlander wèl geschiktheid heeft voor het beoefenen van verschillende takken van nijverheid, maar tevens dat die aanleg in de 19e eeuw, door allerlei omstandigheden, niet tot ontwikkeling is kunnen komen, ja verstikt is. Leiding, verstrekking van bedrijfskapitaal en van de vereischte werktuigen, aanwijzing van afzetgebieden; in 't algemeen hulp in velerlei opzicht is noodig, om de inlandsche nijverheid te doen worden, wat ze wezen kan; om handelsgeest aan te wakkeren of geboren te doen worden. Verschillende middelen worden daartoe aangewezen; niet het minst, ja bijna geheel, moeten die van Staatswege komen. Naar de voordracht zelve zij verwezen, om te vernemen hoe vèr Mr. A. met die Staatshulp wenscht te gaan. Slaat men een blik terug op de wereldgeschiedenis, meer in het bijzonder op den economischen vooruitgang van vele volken, dan zal men ontwaren dat zoowel nijverheid als handel zich in den regel in het volk zelf ontwikkeld hebben en door de eigen volksveerkracht groot geworden zijn; al valt ook niet te ontkennen dat tevens door maatregelen van de landvorsten eerst, van de Landsregeeringen later, nijverheid en handel bevorderd werden. Beide ontstonden echter, in den regel, in het volk zelf; de regeeringen verleenden eerst later steun. Het doet dan ook eenigszins vreemd aan, te zien aandringen op zoo omvangrijke Staatshulp als Mr. A. aangeeft. Voor Indië echter, voor Java in het bijzonder, lijkt ons hulp en steun van Regeeringswege een billijk verlangen, omdat gedurende eeuwen, de geboorte en de opleving van de inlandsche nijverheid onderdrukt en ook den handel geen gelegenheid tot ontplooien gelaten is. Tegenover den Inlander is, in dat opzicht veel goed te maken. En wie hart heeft voor de zonen en dochteren van Groot-Nederland in Indië - waartoe toch de inheemsche bewoners van den N.I. archipel behooren - leent gaarne het oor aan hetgeen warme Inlander-vrienden als Mr. Abendanon in hun belang ons te zeggen hebben. Veel zal reeds bereikt kunnen worden indien de Inlander meer vrij gelaten wordt in de beschikking over zijn tijd en krachten, indien het onderwijs vermeerderd en verbeterd wordt. Leiding en hulp van Staatswege zullen daarbij niet mogen ontbreken. Practische middelen als het te Soerabaja te houden vezelcongres met tentoonstelling, het in 't leven roepen in Indië van inrichtingen, als het K.K. Gewerbe förderungs amt te Weenen en andere dergelijke in Duitschland en elders, waarop Mr. A. doelt, zullen handel en nijverheid in Indië bevorderen. Eigen wil en geestkracht, zonder welke alle Staatshulp nutteloos zou wezen, zullen echter tevens opgewekt moeten worden. Naar het schijnt is de tijd daartoe gunstig en heeft een deel van de inlandsche maatschappij oog en oor geopend voor een nieuw leven. |
|