Zuid-Afrika
Het Hollandsch op school.
In Zuid-Afrika wordt veel waarde gehecht aan een besluit, dat op het laatste congres van de Zuid-Afrikaanse Onderwijzers Unie, in December te Stellenbosch gehouden, ten aanzien van het Hollandsch als voertuig van het onderwijs is aangenomen. Die Unie van Kaapsche onderwijzers heeft zich al door den ijver harer leden voor het Hollandsch op school en door het degelijke karakter van haar congressen een goeden naam verworven, en nu de regeeringen in de verschillende provincies nog zoeken naar een regeling van de moeielijke kwestie, hoe aan beide talen te geven wat hun toekomt, of liever hoe de twee partijen te dien aanzien tevreden te stellen, is het begrijpelijk, dat een advies van de Unie waarde heeft, al ware 't alleen voor Kaapland.
Het congres geeft nu in een lang besluit, door een commissie uit zijn midden ontworpen, te kennen, hoe z.i. ‘toepassing van gelijke rechten voor de twee landstalen als medium’ geschieden moet. De punten a en b zijn de belangrijkste. In de verdere punten wordt aangegeven hoe onderwijzers door cursussen en wijze van examen doen aangemoedigd kunnen worden om zich toe te leggen op het Hollandsch; wordt verlangd dat er geen schoolopzieners meer zullen worden benoemd, die niet behoorlijk Hollandsch kennen enz.
Punt a verlangt dat het aanvangsonderwijs tot en met de derde klasse door middel van de moedertaal wordt gegeven, met geleidelijke bijvoeging van de andere taal. Daar zou in vele Kaapsche scholen het Hollandsch aanmerkelijk mee vooruitgaan.
Nu punt b, waar het meest over te doen is geweest. Na de derde klas - zegt het congres - moeten ten minste twee vakken door middel van het Hollandsch worden onderwezen, behalve het Hollandsch als vak.
Vele leden van het congres vonden echter, dat wat aldus aan het Hollandsch werd toebedeeld moeilijk aangeprezen kon worden als ‘toepassing van gelijke rechten.’
De commissie gaf toen in overweging, de beslissing te laten in handen van het hoofdbestuur, om, in overleg met die leidsmannen van het volk, die met deze zaak beter op de hoogte waren, zooals ds. D.S. Botha, prof. de Vos, de ministers Malan en Hertzog en anderen, ter zake een besluit te nemen.
Maar tegen dit voorstel had men bezwaar. Veler oogen - zei een spreker - zijn op het congres gericht, in afwachting van een vast besluit in dezen. Prof. Malherbe, een van de commissieleden, stelde toen iets anders voor, n.l. ‘de vergadering verklare zich voor het beginsel van de verdeling van de leervakken na standaard drie tussen de twee landstalen en wel zodanig dat minstens twee vakken door middel van de moedertaal van de meerderheid der leerlingen moeten onderwezen worden, behalve de moedertaal als vak.’
Maar dit voorstel werd verworpen en het congres nam het oorspronkelijke voorstel der commissie aan.
De mannen van het vak en in het land weten natuurlijk wat voor het Hollandsch, dat gebleken is hun dierbaar te wezen, het beste is, en vermoedelijk denken zij het verst te komen door niet te haastig vooruit te gaan. Dus nemen wij aan, dat het besluit het verstandigste is; alleen is het geen toepassing van gelijke rechten die er in voorgeslagen wordt.
Intusschen, na de derde klas, moeten ten minste twee vakken in het Hollandsch worden onderwezen - boven en behalve het vak Hollandsche taal - het kunnen er dus meer zijn. Als de schooloverheid, die het te zeggen heeft, van de bevoegdheid dan maar gebruik maakt.