Waar Afrikaners moeten studeeren.
Het Z.-Afr. Maandblad De Goede Hoop bespreekt de bekende Gidsen voor Zuid-Afrikaners, die in Nederland willen studeeren, samengesteld door den heer A. Wekker.
De schrijver gewaagt met groote ingenomenheid van deze Gidsen en haalt er het oordeel over de studie in Nederland van bekende Afrikaners uit aan. Maar de schrijver wil bij die waardeerende meening toch ook nog zijn eigene voegen, omdat hij nog iets meer te zeggen heeft dan deze landgenooten.
‘Wij kunnen tot de genoemde redenen, waarom Afrikaner studenten liever in Holland dan in Engeland of Schotland hun studiën moeten voortzetten, nog één bijvoegen. Niet alleen is het hoger onderwijs, over 't algemeen genomen, grondiger en degeliker in Nederland dan in Britanje; niet alleen is het leven goedkoper in Holland; niet alleen zijn de Hollanders in de regel gezelliger, altans jegens Afrikaners vriendeliker gezind dan Britten; niet alleen zijn Afrikaners in bloed en taal nader verwant aan Nederlanders; niet alleen ontwikkelen Afrikaners in het vrije onafhankelike Holland een krachtiger vrijheidszin, een gezonder nationaal gevoel en een ruimer inzicht van zaken dan in het insulaire Britanje; maar Afrikaners komen in Holland niet in de verzoeking om zich met buitenlandse Britse dames te verloven. Tegen een Britse dame persoonlik hebben we niets in te brengen, maar de geschiedenis van zoveel huweliken tussen Afrikaners en dochters van Britanje heeft ons geleerd, dat zodanige echtverbintenissen de mans in de regel duur en zuur te staan komen. De Londense en Edenburgse dame is onder helemaal andere toestanden en omstandigheden opgebracht dan de Afrikaner; zij verstaat de Hollandse taal niet en haar manieren, gewoonten en smaken zijn alles behalve overeenkomstig met het leven in een Zuid-Afrikaans dorp. Het gevolg is, dat zij zich weldra hier onthuis gevoelt. In de grotere steden kan zij het natuurlik beter schikken, maar 't is niet altijd in 't geldelik belang van haar man om zich in een stad te vestigen, en zelfs hier krijgt zo'n vrouw dikwerf heimwee. Voorts, Brits zijnde, gevoelt ze in de regel geen sympatie met het Afrikaner volk; de huistaal is natuurlik uitsluitend Engels en 't is tien tegen een of haar kinders verachten later het ras waaraan hun vader behoort. Soms leert zelfs de vader dat te doen. In elk geval kunnen zulke kinders geen genot scheppen in de heldedaden van ons volk bij een Majuba of een
Spioenkop.’
‘Neen, ouders! Als gij uw zoon dokter, advokaat, ingenieur, landmeter of taalprofessor wil maken en gij wilt hem naar Europa sturen, zendt hem naar Holland.’