De badplaats Vlissingen.
Men meldt uit Vlissingen aan een krant:
‘Hier ter stede zal worden overgegaan tot oprichting van een naamlooze vennootschap Zeebad Vlissingen met een kapitaal van f 1,800,000. Het doel der vennootschap is het tot ontwikkeling brengen van de badplaats Vlissingen.’
Slecht voorgaan doet slecht volgen. Op de Maatschappij Zeebad Scheveningen dreigt nu een Maatschappij Zeebad Vlissingen te volgen.
Onnoodig te zeggen, dat ‘zeebad’ in den zin van ‘zeebadplaats’ een germanisme is. Waarom niet eenvoudig ‘badplaats Vlissingen’, gelijk den berichtgever aan het slot van zijn mededeeling uit de pen is gevloeid? Ieder weet hier te lande wel, dat Vlissingen aan zee ligt. Wij kennen hier geen andere badplaatsen dan die aan zee liggen. Zegt men, dat men in 't buitenland niet algemeen weet, dat Vlissingen aan zee ligt, wel laat men dan in de bekendmakingen in vreemde talen het er bij zetten. In de benaming van een Nederlandsche maatschappij mag het Duitsche Zeebad niet voorkomen.
Wij hebben wel eens gehoord, dat het regeerings-departement in den Haag, dat de statuten van nieuwe naamlooze vennootschappen moet nagaan, bijzonder moeilijk kan wezen en eischen stelt aangaande spelling, en meer. Heeft het dan niet het recht barbarismen uit de namen te weren?