Belangstelling in onze koloniën.
Met groote ingenomenheid hebben wij steeds melding gemaakt van verschillende pogingen om meer belangstelling in onze overzeesche bezittingen te wekken. En met blijdschap stellen wij vast, dat wij in den laatsten tijd vele pogingen hadden te boekstaven. Gaven nog niet onlangs invloedrijke mannen een millioen gulden voor de stichting van een Koloniaal Instituut te Amsterdam, een daad, die toont dat er geestdrift is voor een grootsch en goed plan. Mochten wij niet in 't vorig nummer wijzen op de vele lezingen, die tegenwoordig hier te lande over onze overzeesche gewesten worden gehouden? En thans wordt het verschijnen aangekondigd van een werk over Nederlandsch Indië, ‘een met zorg en rijkelijk geïllustreerd boek over alles betreffende onze uitgestrekte Oost-Indische Koloniën, waarin de ontwikkelde Nederlander uitteraard belangstelt, geschreven door erkende autoriteiten, en niettemin goedkoop, zoo goedkoop, dat de prijs slechts voor zéér weinigen als motief om 't zich niet aan te schaffen, zou gelden.’
Behoeven wij nog te zeggen, dat wij ons verheugen in die uitgave. Waarlijk aan zoo'n boek wàs behoefte. Lang reeds.
Het zal verschijnen bij de Uitgevers-Maatschappij Elsevier te Amsterdam in 24 afleveringen, tegen 45 cents. Het wordt geschreven onder leading van den tegenwoordigen Minister van Oorlog Colijn en zal 700 groote en kleinere platen, waaronder zes gekleurde bevatten.
Gen. Van Heutsz, oud-Gouv.-Generaal van Nederl. Indië, schrijft het voorwoord.
Een andere prijzenswaardige poging is die van heer W.D. van Hoogenhuyze, bestuurslid van de Utrechtsche Studenten-Afdeeling van het A.N.V. Hij bepleit in een vlugschrift: De noodzakelijkheid van meer koloniale belangstelling bij den Nederlandschen student.’ De bedoeling van zijn vlugschrift is het tot inleiding te laten dienen bij besprekingen over dit onderwerp op een der huishoudelijke vergaderingen ter gelegenheid van het Tweede Groot-Nederl. Studenten-Congres, in September te Leiden te houden.