Nederland ter Brusselsche tentoonstelling.
Vakbladen in het buitenland geven over de Nederlandsche inzendingen ter Brusselsche tentoonstelling zeer gunstige beschouwingen.
Die Goldschmiedekunst, te Leipzig verschijnende, wijdt een heel nummer - dat van 24 Sept. - met foto's aan het edel smeedwerk der Nederlandsche afdeeling.
In het hoofdartikel worden de verschillende inzendingen hoogelijk geprezen; de door de firma Hoecker & Zonen te Amsterdam tentoongestelde en door Bert Nieuhuis ontworpen sieraden om hun hooge kunstopvatting; de goud-emailledoozen van J.A. Hoeting te Amsterdam als volkomene en onovertrefbare meesterstukken van emailleerkunst en het zilverwerk van W. Voet & Zonen te Haarlem om het karakteristieke der motieven en het technisch, volkomen zuiver volhouden der versiering.
Hulde wordt verder gebracht aan de kerkelijke kunst van G.B. Brom te Utrecht en aan C.J. Begeer te Utrecht voor zijn kunstzinnige ontwerpen voor nieuwerwetsche zilveren sieraden.
Het blad waarschuwt ten slotte de Duitsche gouden zilversmeden om rustig voort te gaan op den ingeslagen weg, opdat zij niet door andere volken wor den voorbijgestreefd. Op de Brusselsche tentoonstelling konden de voortbrengselen der Duitsche kunstnijverheid alle mededinging doorstaan, met zekerheid kan men echter zeggen dat zij dit op volgende tentoonstellingen niet meer zullen doen.
In de Ingenieur heeft de heer R.A. van Sandick, de hoofd-redacteur, een reeks beschouwingen gehouden over de inzendingen der Nederlandsche fabrieken. Aan 't slot daarvan gekomen, schrijft hij:
‘Wij waren de afgeloopen maanden in de gelegenheid verscheidene buitenlandsche ingenieurs en industrieelen te spreken, en het is ons bijzonder aangenaam te mogen constateeren, dat onze indruk de hunne was. Menige uitroep van verbazing, dat Nederland zoo ver was op het gebied der machinenijverheid, hebben wij vernomen, menige zucht hebben wij opgevangen, dat Nederland op de wereldmarkt als een ernstige concurrent moet worden beschouwd.
Ook in buitenlandsche tijdschriften werd aan die gunstige meening uiting gegeven.’
In het Archiv der Deutsche Buchgewerbeverein van October schrijft de heer A. Schleusing te Leipzig over de deelneming van den Nederlandschen boekhandel te Brussel. Zij was niet groot, zegt hij, maar het tentoongestelde was zeer goed.
Hij roemt verschillende inzendingen in 't bijzonder en geeft den volgenden algemeenen indruk:
‘Alles tezamen genomen deed de Hollandsche boeknijverheid zich op haar best voor en toonde zij, dat dit bedrijf niet alleen technisch, maar ook artistiek op zeer hoog peil staat.
De “indrukwekkende” inzending van de Vereeniging tot bevordering van de belangen des boekhandels verdiende een rijkere omgeving dan het vrij smakelooze houten huis van Groot-Nederland.’
In de volgende aflevering zal dr. Schinnerer eenige beschouwingen wijden aan het hedendaagsche boek in Nederland.