Zuid-Afrika
Hertzogisme.
Hertzogisme is een woord, uitgevonden - als wij 't wel hebben - door Dewdney Drew, den gewezen Engelschen geestelijke, fellen Boerenhater indertijd, toen, na den oorlog, naar de Afrikaanders overgeloopen, en sedert eenigen tijd weer tot zijn oude partij - nu de unionisten geheeten - en zijn ouden Boerenhaat bekeerd. Met Hertzogisme bedoelde Drew, en bedoelen alle unionisten, die het met graagte gebruiken: willekeur, onderdrukking, rassenhaat. Hertzog's onderwijswet past in den Vrijstaat het beginsel van de gelijke rechten der twee talen, in de grondwet der Unie neergelegd, toe. Hertzog vond, dat die gelijkheid niet alleen iets fraais was op papier, maar werkelijkheid moest worden, en hij bepaalde, dat de kinderen op de lagere school beide talen moesten leeren, maar dat het onderwijs beginnen moest met de moedertaal als voertuig. Dat zou dus, in den Vrijstaat, in de meeste gevallen het Hollandsch wezen.
Vandaar het kabaal! Dan was het schoolstelsel in de Kaapkolonie en in Transvaal, om van het Engelsche Natal niet te spreken, heel anders! Inderdaad zijn dat stelsels, - vooral zooals ze toegepast worden - waarin het Hollandsch, naar men 't heeft uitgedrukt, de kreupele ezel is die achteraan hinkt.
Onlangs schreef ds. H.S. Bosman in de Volkstem:
‘Zelfs onder de hooggeroemde Smuts Schoolwet zijn er nog scholen, de meeste scholen, zelfs Normaalscholen, waar het Hollands niet tot zijn recht komt. Geen wonder dat de anti-Hertzog mannen de Transvaalse wet hemelhoog prijzen.’ En in hetzelfde artikel: ‘De lamlendige handhaving of gebrek aan handhaving van de Smutsakte en de onsympatieke toepassing ervan op vele, de meeste scholen, betekent kortweg de dood van de hollandse taal.’
Ds. Bosman geeft de schuld aan de toepassing van de wet van minister Smuts. Zeker, daarin is veel waars, maar de wet zelf is toch sterk in het voordeel van het Engelsch. In een artikel in de Boer - een weekblad dat te Pretoria verschijnt als bijvoegsel van de Volkstem - gaf een Afrikaansche vrouw, die zich Nig Mimmie teekent, die wet ten opzichte van de taal aldus weer: ‘Ik verstaan, dat zo's die wet hier in die Transvaal is, moet 'n kind, Afrikaans of Engels, tot standaard IV in Engels onderwijs krij; vandaar af, als hij dan wil, kan Hollands ook geleer word. Maar die Engelse taal is eigelik die voertaal van onderwijs, die “medium” zo's nulle zê. Dus is Hollands nog maar hier 'n kwessie van smaak. Die Engelsmantje kan weiger om ooit Hollands te leer, maar die Afrikaner moet Engels leer of hij wil of nie.’
Tegenover die wet prijst de schrijfster het Hertzogisme aan, want voor haar beduidt dat geen rassenhaat of dwingelandij, maar is het ‘'n skel-woord deur onse taalhaters aan die eerste Afrikaner gegé wat die moed gehad het om ver zijn taal-reg op te kom’. En dan past zij op Hertzog het bekende vers van Jan Celliers toe:
Ik hou van 'n man wat sij man kan staan.
‘Tot zo ver’, zegt zij, ‘is Hertzog die enigste voorman wat die versies op toegepas kan worde. Die ou' praatjes van al die ander voormanne o'er taal is maar net 'n “fiasco”. Waar ik hul nog in publiek gehoor praat het was dit in Engels.’
Nig Mimmie overdrijft hier, vermoeden wij. Er zijn nog wel meer voormannen - neem president Steyn, om maar een enkelen te noemen - die met den strijd voor hun taal ernst maken, maar het is wel opmerke-