hebben verkregen, maar die in Hollandsche klanken als hoedanigheid, schouwen, verzekerde, verklaring, schatters, schatten, oorspronkelijke, gebruik, enz. ook nog goed worden begrepen. Het A.N.V. strijdt niet voor de uitroeiing dier vreemde woorden, het wil geen overdrijving, maar als eenmaal een goedgezinde Vereeniging van Verzekeraars eene tekstverandering vaststelt, dan zal zij zonder eenig bezwaar ook voor begrippen als de bedoelde, een eigen woord kunnen kiezen.
Noodeloos en niet voor ieder begrijpelijk is ongetwijfeld ‘in cas van’ voor ‘in geval van’; ‘autoriseeren’ voor ‘machtigen’; ‘approbeerende’ voor ‘aanvaardende of goedkeurende’; ‘renuntieerende’ voor ‘afstand doende of verwerpende’, al naar de verschillende beteekenissen waarin het wordt gebruikt; het Nederlandsch is hier nauwkeuriger.
Voor den gewonen lezer bepaald onbegrijpelijk zijn restorno, abandonnement, sustenu en geprejudicieerd. De beide eerste zijn rechtstermen. Het in de ‘proeve’ voor abandonnement voorgestelde ‘prijsgeving’ wordt gewraakt, als zijnde het vreemde woord het begrip voor ‘een bepaald, door den Wetgever omschreven en gedoopt rechtstinstituut, te vinden in het Wetboek van Koophandel II boek, titel XI, 5e afdeeling’. Daartegen is niets te zeggen. Behalve misschien, naar aanleiding van dit woord, dat de Nederlandsche wetgever niet altijd gewoekerd heeft met onzen taalschat en menige uitdrukking in onze wetten, die, verhollandscht, zoude kunnen doordringen tot het bewustzijn van belanghebbenden, nu als een mirakel voorbijzweeft. Zoo kan men gerust aannemen dat weinig verzekerden klaar begrip hebben van wat hun boven het hoofd hangt, als in hun geval geen restorno of abandonnement zal kunnen plaats hebben, evenmin als het tot hen zal doordringen als de verzekeraars tegen hen zeggen: ‘wij zullen in dit of dat geval in de door ons te voeren sustenuen niet worden geprejudiceerd’.
Weinigen zullen er zijn die gelooven dat bij goede wil die sustenu en prejudice met aankleve, niet kunnen worden vermeden. Van letterlijke vertaling der woorden moet noch hier, noch elders sprake zijn; de begrippen zijn het die zuiver moeten worden vertolkt. Sustenu wordt niet eens in alle Fransche woordenboeken gevonden; het Handboek van Vreemde Woorden enz. van Baale, vermeldt het niet eens. Hoe wil men dan dat de gemiddelde Nederlander, zelfs hij die door ambt of zoo het dagelijks moet gebruiken, de kracht van het woord gevoelt? Waren het technische termen, zooals restorno of abandonnement, dan is het wat anders. Maar dat zijn noch sustenu, noch prejudicieeren. Beide kunnen vertaald worden of omschreven, tot recht begrip van ieder en tot eer van onze taal.
Berucht is geworden de ontboezeming: ‘Alles onder verband en submissie van onze personen en goederen, presente en toekomende, renuntieerende als lieden van eer, van alle cavillatiën, en exceptiën, die deze zouden contrarieeren’. Dit belachelijke stukje Hollandsch, zegt Mr. Lind, ‘stamt uit de 18e eeuw en is uit behoudzucht steeds in de polissen gebleven’. Bij de overzetting evenwel in Nederlandsch, blijkt het dat er verschil van meening kan bestaan. Zoo omtrent renuntieeren. Onze taal biedt daarvoor twee uitdrukkingen: afstand doen en verwerpen; het eerste beduidt dat men van een recht, waarop men aanspraak laat gelden, niet langer gebruik zal maken; het tweede dat men van dat recht afziet, uit afkeer, gevoel van eigenwaarde of iets dergelijks. Om die reden is verwerpen hier te verkiezen boven afstand doen. Cavillatiën zijn spitsvondigheden, muggezifterijen; haarkloverij staat daar dichter bij dan ‘tegenkantingen’, zooals ook wordt voorgesteld. Exceptie is een technisch woord; als gepleit wordt op bijzaken, maar die ten slotte over den eisch beslissen dan spreekt men van exceptie. Als de dagvaarding niet in orde is b.v., of de rechter is niet bevoegd, dan heeft dat met de zaak zelf eigenlijk niet te maken; het is een exceptie. Kan hier echter niet uitvlucht gebruikt worden? Uitzondering zooals in de proeve werd aangegeven, benadert het begrip, maar is toch niet volkomen juist.
Men zou dan krijgen: ‘Alles onder verband en onderwerping van onze personen en goederen, tegenwoordige en toekomende, verwerpende als lieden van eer alle spitsvondigheden (of tegenkantingen) en uitvluchten die deze zouden tegenwerken’.