Noord-Nederland
Een Nobelprijs.
Groote denkers en werkers staan meestal buiten het woelige leven, rustig in afzondering werkende aan hun levenstaak. Zoo gaan in kudden de schapen, eenzaam de leeuw.
Plotseling wordt geheel Nederland gewaar wat betrekkelijk weinigen bekend was en slechts enkelen ten volle konden waardeeren: dat een man in ons midden leeft, wiens geestelijke hoogheid als door een werelduitspraak wordt verkondigd, edelste en beste onder de edelsten en besten van zijn volk.
Men meene niet dat Neerlandia zonder beklemming de grootheid onzer levenden verkondigt, evenmin als het zonder beklemming herhaaldelijk wijst op ons volksverleden. IJdel juichen geeft niet; eerbiedig opziende tot de Nederlandsche mannen wier roem over de geheele wereld is verspreid, voelt het welk een zware taak voor ieder onzer is weggelegd, om hen, van thans en van vroeger, niet onwaardig te zijn. De uitverkiezing van Prof. J.D. van der Waals boven de weinigen die voor den Nobelprijs om den voorrang dingen, vervult Nederland met trots en doet opnieuw met verbazing ons afvragen: welke opvoeding heeft ons volk gehad, dat het in zoo klein een land zulke groote mannen eerst ziet, als het merkt dat zij aan heel de wereld behooren?
Tot nu toe zijn sedert 1901 aan 23 geleerden voor natuur- en scheikunde Nobel-prijzen toegekend. Daaronder waren zeven Duitschers, vijf Franschen, vier Engelschen en vier Hollanders, één Amerikaan, één Zweed en één Italiaan. De vier Hollanders waren Van 't Hoff, Lorentz, Zeeman en Van der Waals.
Waar zoo dikwijls door Hollanders zelf gesproken en geschreven wordt alsof er tusschen Schelde en Eems een volk bestond, zijn groot verleden onwaardig, daar heeft Neerlandia het recht aan alle Nederlanders binnen en buiten ons land te wijzen op deze schitterende uitkomst, waarbij ons landje naar verhouding verre bovenaan staat.