Neerlandia. Jaargang 14
(1910)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
Wapen van Maastricht.
| |
Het Maastrichtsch Congres.Wie een Nederlandsch Congres bijwoonde, hoort thuisgekomen van zijn kennissen steeds dezelfde vraag: ‘Wel, hoe was 't?’ En ditmaal gaf men zelfs het antwoord er bij door de onmiddellijke toevoeging: ‘'t Schijnt maar zoo, zoo geweest te zijn, want de kranten...’ Nu ja de krant, dat kan toch iedereen weten, is een mijnheer, vaak oververzadigd, soms zelfs een mijnheertjè, dat nog nooit een Nederlandsch Congres bijwoonde, alleen de uiterlijkheden beoordeelt, niet weet waar 't om gaat en te verkeerder voorstelling van de zaak geeft naarmate hij zich laatdunkender aanstelt. Wie op de Nederlandsche Congressen wil genieten en bijdragen tot hun resultaten, moet meebrengen de stemming der verbroedering, een der hoofddoeleinden van de tweejaarlijksche samenkomst, den lust in zich gevoelen zijn oude kennissen daar te ontmoeten, vriendschap met nieuwe stamverwanten te sluiten en uit wat verhandeld en genoten wordt nieuwe kracht willen putten om mede te blijven werken aan de behartiging der belangen van den Nederlandschen Stam. Of in dat opzicht het Maastrichtsch Congres geslaagd is? Het antwoord hangt geheel af van de eischen die men stelt. Wij voor ons hadden om te beginnen grooter opkomst verwacht, nu Hollanders en Vlamingen elkaar konden ontmoeten op een terrein, waar nog heel wat te doen valt voor de Nederlandsche beweging, al zal ieder moeten toegeven dat de Maastrichtenaars, waarmee wij kennis maakten, zich als uitmuntende, gastvrije Nederlanders hebben doen kennen. Dan had het programma voor de zittingen belangwekkender kunnen zijn. Maar de Bestendige Commissie, die zich met de opstelling ervan belast had, kan men daarvan moeilijk een verwijt maken. Zij meende, dat het de Congressen ten goede zou komen, wanneer de geestelijke disch niet zoo maar samengesteld werd uit wat toevallig werd aangeboden, maar dat zij zelf voor degelijke spijzen zorg moest dragen. En daarom zond ze uitnoodigingen aan erkende oude en jonge voormannen op elk gebied van wetenschap of kunst, dat verband houdt met de Nederlandsche beweging, om zeker te zijn van de belangrijkheid der onderwerpen en om vooral welsprekende redenaars aan het woord te laten komen. Maar velen dezer genoodigden, die het Congres tot sieraad zouden zijn geweest, waren verhinderd. En persoonlijkheden als Van Deyssel, Van Hulzen, Teirlinck, Vogel, die zich hadden laten inschrijven, hebben we niet gehoord. En zoo zijn er op dit Congres weer onderwerpen, vooral in de Afdeelingen, behandeld en gelezen, die evengoed in een tijdschrift zouden zijn opgeborgen en waarvoor men niet naar een Congres behoeft te gaan. Daardoor te meer zijn wij voor ons versterkt in de meening, dat het belang der Congressen dringend eischt: afschaffing der Afdeelingen, beperking der onderwerpen tot die van algemeen Nederlandsch belang, wering der bespreking van bepaalde vakbelangen en samentrekking van alle belangstelling op algemeene vergaderingen, zoo mogelijk met de verplichting, dat zij, die zich bereid hebben verklaard over een belangrijk onderwerp het woord te voeren, niet dan in de uiterste noodzakelijkheid daarvoor kunnen bedanken.
* * *
Wie uit het bovenstaande zou opmaken, dat niet veel belangrijks is ten gehoore gebracht, vergist zich. | |
[pagina 182]
| |
't Zou alleen meer gebleken zijn, als 't zich geconcentreerd had. Nu we in Limburg waren deed het goed de Limburgers zelf met den onvermoeiden voorzitter aan het hoofd, te zien opkomen voor de beteekenis van hun gewest in de ontwikkelingsgeschiedenis van land en volk, van taal en kunst. En in verband hiermede was het een gelukkige gedachte van de Diocesane Vereeniging voor den Volkszang in Limburg gedurende de Congresdagen een tentoonstelling te houden van het Nederlandsche Lied, waardoor o.m. bleek hoe krachtig Limburg en Brabant het eigen Lied bevorderen. In zijn openingsrede schetste Mr. Lamberts Hurrelbrinck de beteekenis der Congressen, hun invloed, hun resultaten; herdacht de groote mannen, die er vroeger beteekenis aan gavenGa naar voetnoot1), wees op de Nederlandsche geestkracht die zich in den laatsten tijd in zoo velerlei richting op treffende wijze heeft geopenbaard en op het licht dat in verscheiden gebieden van den Nederlandschen stam begint door te breken. Klemmend was hij in zijn betoog, toen hij opkwam voor de belangen van het Nederlandsche kind in den vreemde, dat niet mag verbasteren, niet verloochenen zijn landaard, taal, vaderlandschen godsdienst, zeden en gewoonten; dat wij voor onzen stam moeten en kunnen behouden door het Nederlandsch onderwijs in het buitenland te steunen. En als de vertegenwoordiger der Nederlandsche Regeering, de heer Fabius, inspecteur van het L.O. dien wensch aan onze Regeering zal hebben overgebracht en deze zich voortaan metterdaad aan dit groote Nederlandsche belang zal laten gelegen liggen, danPater Vink-toren en Hellepoort.
(Foto van Kapt. H.A. Kooy). zal het 31e Congres al op een schoon resultaat kunnen wijzen. De Nederlandsche school te Antwerpen, die in October op bescheiden voet wordt Afbeelding van Hendrik van Veldeke.
Miniatuur uit het Weingartner Liederhandschrift in de bijzondere bibliotheek van den Koning van Wurtemberg te Stuttgart. geopend, zou er in het bijzonder dankbaar voor zijn. Een tweede gevolg van dit Congres zal zijn de oprichting van een standbeeld voor Hendrik van Veldeke, die reeds in de 12e eeuw in de landstaal dichtte o.a. de Sint-Servaaslegende, en wien Prof. Te Winkel nog meer dan een Maerlant de eer wilde geven de vader der Dietsche dichteren algader te heeten. Op dit Congres zijn natuurlijk ook de Zuid-Afrikaansche belangen ter sprake gekomen en weer was het Dr. Mansvelt die als onvermoeid strijder op zijn post stond, Afrika's groei in Hollandschen zin aantoonde en den geestelijken invloed schetste, dien Nederland nog kan uitoefenen in de ontwikkelingsgeschiedenis van de Unie, welke nog niet op dit, maar zeker op het volgende Congres te Antwerpen in 1912 officieel vertegenwoordigd zal zijn. Intusschen deed het goed, dat Prof. Godée Molsbergen als afgevaardigde van den Zuid-Afrikaanschen Taalbond het gansche Congres bij alle gelegenheden Zuid-Afrika op waardige wijze heeft kunnen vertegenwoordigen. De Indische belangen werden degelijk besproken door den heer C.R. Bakhuizen van den Brink, ons nieuwe Hoofdbestuurslid, en Kapt. H.A. Kooy, eerelid der Groep Ned.-Indië van het A.N.V., die beiden den nadruk legden op wat Indië van Nederland mag verwachten: een ruime plaats in ons hart. Eerstgenoemde vroeg eerbied en milder beoordee- | |
[pagina 183]
| |
ling voor het werk onzer voorouders, die onze onafhankelijkheid in Indië vestigdenGa naar voetnoot1). Hij waarschuwde voor de zoogenaamde ethische richting in de koloniale politiek, die alles op Europeesche leest wil schoeien. Den Inlander steun te verleenen, waar hij naar hoogere ontwikkeling streeft, is plicht, maar men trachte niet hem zijn eigen karakter te ontnemen. Zoowel de paladijn voor Zuid-Afrika als de tweede spreker over Indië, wees op het belang der vereenvoudigdeO.L. Vrouwekerk te Maastricht.
spelling, maar... dit schijnt meer en meer de rooie lap der Congressen te worden, die ‘zonen van 't zelfde huis’ tegen elkaar in 't harnas jaagt. Er stond dan ook niet voor niets op Momus' spiegel: HeuiGa naar voetnoot2) en spelling zien twie zaken
Die in 't land veel ruizing maken.
* * *
Al wat maar eenigszins belangrijk was bewoog zich op stamgebied en dit bewijst wel hoe zeer de Nederl. Congressen biginnen saam te vallen met en te lijken op landdagen van het A.N.V., dat echter o.i. wel zal doen eens aandacht te schenken aan des heeren Simons' kritiek, dat onze beweging de massa des volks onbewogen laat. Terecht echter maakte deze ‘ras-nationalist’ een uitzondering voor Vlaanderen. En als het 31e Congres belangrijk mag heeten dan is het zeker wel om de geestdrift, die de Vlamingen zoo welsprekend voor hun grootsche volkszaak hebben weten te wekken. Voor allen die er getuigen van waren zal die Maandagmiddag onvergetelijk blijven, toen daar die beminnelijke redenaar Mr. Franck, van Antwerpen, zijn toehoorders in een Vlaamsch, dat het schoonste Nederlandsch in welluidendheid overtrof, de blijde verwachting deelachtig deed worden, dat Gent zal krijgen zijn Vlaamsche Hoogeschool. En toen na dezen nog jongen strijder de grijze Max Rooses het podium besteeg, de man die de moeilijke jaren heeft meegemaakt, toen er tientallen in de gelederen stonden, waar nu duizenden optrekken, toen kwam er ontroering in de luisterende schare, aandoening, die weer werd weggelachen toen Dr. Gunzberg, van Antwerpen, namens de jongeren een opwekkend woord kwam spreken en de jonge advokaat Van Dieren kwam getuigen van Mgr. Mercier's bekeering voor de Vlaamsche zaak en optimistisch kwam vertellen dat de Gentenaars wel mochten oppassen, want dat de Leuvensche Hoogeschool hen wel eens een geduchte Vlaamsche mededinging kon aandoen. Deze geestdriftige en ook al welsprekende Vlaming - laten wij Hollanders toch van hen leeren onze papieren voordrachten weg te werpen en ook voor de vuist spreken - propageerde op het Congres druk voor ‘Onze Kop’Ga naar voetnoot1), en wij hebben dapper meegezongen op Piet Hein's refrein, dat ‘we willen voor Vlaanderen een Hoogeschool’. Over nog een Vlaming moet ik het hebben, de volksman Alfons Sevens, wiens woorden vallen als mokerslagen. Hij gaf ons de laatste middagzitting een overzicht van de Vlaamsche Beweging, die velen een nieuw inzicht zal hebben doen krijgen, velen zal doordrongen hebben van den plicht om de Vlamingen (ook door het handhaven van het Nederlandsch in Noord-Nederland en in den omgang met Vlaanderen) te helpen in hun moeilijken strijd voor de taal, door welke het Vlaamsche volk alleen tot beschaving kan komen en wier volledige rechten het zal veroveren als zulke nieuwe krachten de oude strijdmakkers ter zijde treden en de opengevallen plaatsen, als die van Prof. Sabbe, Flor. van Duyse en zoovele anderen, komen innemen. De goede raad, die de veteraan Prof. Fredericq aan het slot gaf om door wederzijdsche kennisneming van de hoofdbladen in Noord en Zuid, door een abonnement op de voornaamste Nederlandsche en Vlaamsche tijdschriften en door lid te worden van hetSlavante.
(Foto van Kapt. H.A. Kooy, genomen op de feestboot). Alg. Ned. Verbond, Davidsfonds, Willemsfonds enz. de geestelijke toenadering tusschen Nederlanders en Vla- | |
[pagina 184]
| |
mingen in de hand te werken, was een practisch middel om de gewekte geestdrift in een blijvende daad om te zetten. Ja, wel heeft dit Congres in het teeken der Vlaamsche Beweging gestaan en hen die gelooven in haar uiteindelijke overwinningGa naar voetnoot1) met nieuwen moed bezield.
* * * En nu nog iets over de feestelijkheden, zonder welke een Congres niet volledig zou zijn en die men Langs het Vrijthof.
Rechts in het midden Societeit Momus. niet gering schatte, omdat zij voor een groot deel de stambroeders en -zusters uit Noord en Zuid te zamen brengen. Met elf kanonschoten werden we begroet toen ons legertje over de oude Maasbrug naar 't stadhuis van Jacob van Campen trok en dat getal is verder, vooral in Momus, de verzamelplaats na de dagtaak, het symbool van vroolijk samenzijn geweest. Zeet welkom in deen tempel hei
Van eus Mastrichter Momezy.
Dat opschrift hing in het midden der zaal en de groote spiegels waren beplakt met allerhande zottoegepaste dichterwoorden en dwaze figuren (zeer verdienstelijk werk van den heer Stiel), b.v.: Muiziek die schoen verheve taol
Is by de kat en Miertsche kwaol.
Voor allen die hun moedertaal niet in eere houden was deze bedreiging: Die neet zen moojerstaol hei sprik',
Dee weurd subiet nao hoes geschik'.
En een nar sprak met Huygens woorden de geleerden aldus toe: Verleegt Uw besigheid om hier wat uyt te spannen
Gespannen hersenen, die door de Boecken reist.
En die doorpeizende, U zelven overpeist
T is hier goed pleisteren, maer siet toe Lettermannen
Of de Reis hangter aen, d'Uytspanningh is so soet,
Dat zy 't weer inspannen bynaer vergeten doet.
Hier mag een hulde ingelascht voor Momus' Iere-president, den heer Laurent Polis, Grootkruis van den Haon, Kommandeur van de Risus, enz. enz. Als voorzitter der Feestcommissie heeft deze hoofsche grijsaard met zijn jong hart zich dagen lang zulk een voorkomend gastheer getoond, dat we in hem de geheele commissie eeren. Momus wanden hebben gedaverd van Wilhelmusjes en Vlaamsche leeuwen, op wie men af kan geven zooveel men wil, brullen blijven ze.
Maar er waren kunstzinniger en schooner genietingen: Hollman's prachtig concert in het Stadspark, de voortreffelijke mannenzang van de Maastreechter Staar (wij misten zeer tot onze verwondering en spijt het lied van het A.N.V. op het programma) het plechtig Te Deum in de St. Servaaskerk op den Oranjedag, de lichtbeeldenvertooning van ons landen stedenschoon door den heer Hoefer, even wakker strijder voor wat mooi Nederland bezit als Mr. Dr. J.C. Overvoorde, die thans een onderzoek gaat instellen naar monumenten van Nederlanders in de vroegere Nederzettingen buiten Europa. En dan de genoeglijke vaart naar Slavante met den tocht door het ingewand van den St. Pietersberg, toen alle Congressisten met lampions, die het Congres-opschrift droegen een lichtende lijn door den gangendoolhof trokken. En daarna de terugtocht, toen ons de tooverachtig verlichte gondels van allerlei vorm en kleur langs geïllumineerde oevers tegemoet voeren. Aan een opsomming van de verdere verlichtingen en muziekuitvoeringen wagen we ons niet. We zijn en hebben verlicht, we zijn en hebben bezongen. En ten slotte op het gezellige feestmaal, waaraan ditmaal zooveel beminnelijke Nederlandsche vrouwen aanzaten, hebben we alles beklonken met heildronken. Wie het geringschatte, hij kent de beteekenis van dit afwisselend ernstig en vroolijk samenzijn niet, beseft te weinig hoeveel vriendendiensten er het gevolg van zijn en welk een opgewektheid het geeft aan den strijd voor de gemeenschappelijke zaak onzer stameenheid. Laten oude en jonge Maastrichtenaars, die ons zoo gul en hartelijk hebben ontvangen, beginnen met zich in massa aan te sluiten bij het A.N.V. dan kunnen zij blijvend meewerken aan de versterking onzer nationaliteit; want wat de Congressen slechts om de twee jaar voorstaan, daarvoor strijdt dagelijks het
Algemeen Nederlandsch Verbond.
C. VAN SON. Dordrecht, Sept. 1910. Wapen van Momus
|
|