Nederlandsch onderwijs en onderwijs in het Nederlandsch in den vreemde.
Zoo ik mij niet vergis werd dit onderwerp in eene der laatste afleveringen van Neerlandia aangeroerd naar aanleiding van eene mededeeling in de dagbladen, dat door een weldenkend Duitscher uit diplomatieke kringen eene aanzienlijke som was geschonken om te worden aangewend ten bate van het ‘Duitsche schoolonderwijs in den vreemde.’
Wie in den vreemde heeft geleefd in eene kleine kolonie landgenooten en gelegenheid heeft gehad om de moeilijkheden te leeren kennen, die zich bij de opvoeding van kinderen daar voordoen, moet ongetwijfeld in dit onderwerp een levendig belang stellen.
Vooral zij die gelooven in het zoeken van een bestaan door Jong-Nederland ook buiten de grenzen van het vaderland, dienen wel eens over de toekomst der nakomelingschap na te denken.
Wie in Nederland werd geboren en opgevoed en zich later in den vreemde vestigt, blijft bijna zonder uitzondering gehecht aan 't vaderland en voelt zich steeds en met recht Nederlander.
Hij bezit nationaliteitsgevoel, herinnert zich de roemrijke geschiedenis der voorvaderen, sluit zich aan lij zijne landgenooten waar het hem mogelijk is en houdt de taal in eere.
Hoe gaat het evenwel met de kinderen, misschien in den vreemde geboren?
Zij groeien op, wel is waar in gezelschap der moeder, doch de heele omgeving draagt ertoe bij om de vage beelden in de kinderziel ontstaan door de gesprekken der ouders, de verhalen der moeder, geheel te doen verdringen om plaats te maken voor indrukken opgedaan in het land, waarin zij opgroeien. Het wordt eene eerste noodzakelijkheid om de taal te verstaan, die in het land wordt gesproken; de dienstboden, de werklieden, het straatleven, alles draagt ertoe bij om te maken, dat die taal de taal van het kind wordt. Voeg daarbij nog de omstandigheid dat kinderen altijd ongaarne anders zijn dan personen uit hunne omgeving en het gevaar dat deze kinderen in den vreemde geboren als ‘vreemdelingen’ voor de ouders opgroeien, is haast onvermijdelijk.
Het eenige wat daar redden kan is het onderwijs.
Mogen zulke kinderen, uit ondernemende, wakkere ouders geboren, voor ons land verloren gaan? Niet, zoolang het eene onderscheiding is Nederlander te zijn, zoolang elk volk met eerbied over dat kleine land met zijne groote geschiedenis spreekt, zoolang het nog tal van mannen voortbrengt, die op gebied van kunst en wetenschap, den eersten rang innemen.
De taak der ouders van deze kinderen is voorwaar niet gemakkelijk, vooral niet als ze er op gesteld zijn Nederlanders van hun kinderen te maken.
Wat kunnen zij doen en wat kan er voor hen gedaan worden, opdat de kinderen Nederlanders worden en blijven met hart en ziel?
Ziedaar vragen, die niet gemakkelijk te beantwoorden zijn en welke waardig kunnen worden geacht om door opvoedkundigen met alle aandacht te worden bestudeerd.
Misschien worden ze daarna wel in deze kolommen besproken en beantwoord.
Ongetwijfeld stelt menigeen er een levendig belang in en zien velen met mij reikhalzend naar de beantwoording ervan uit.
J. TEN NAPEL.
Mexico D.F., Mei 1910.
De Redactie kan aan deze algemeene wenschen niet anders toevoegen, dan dat het Nederlandsch onderwijs in het buitenland de voortdurende aandacht heeft van 't Hoofdbestuur, dat voorzoover de fondsen van het A.N.V. dit veroorloven, doet wat het kan om het te bevorderen en zoo mogelijk te steunen.