Steunt eigen nijverheid.
I.
Op de jaarvergadering van Groep Nederland te Zwolle is een zeer belangrijke zaak ter sprake gebracht door het voorstel Den Haag, dat de bevordering van eigen nijverheid bedoelt.
Bij afwezigheid van den indiener van het voorstel in de Haagsche Afdeeling, den heer Mr. W. Lasonder, nam de heer Marcellus Emants de toelichting ervan op zich.
Het betrof hier alweer de domme meening van vele Nederlanders, dat alles wat uit het buitenland komt beter is dan het eigene. Hij wees er hierbij op, en zette dit beweren kracht bij door bewijzen, dat die Nederlanders vaak goederen koopen in de overtuiging dat zij van buitenlandsch fabrikaat zijn; terwijl niets als de naam van vreemden oorsprong is. En die goederen betalen zij tientallen percenten duurder dan wanneer zij het Nederlandsch fabrikaat onder eigen vlag koopen.
De winkelier betoogt dat de menschen niet anders willen: zoodra men Nederlandsche waren te koop aanbiedt, is er een groot deel van het publiek dadelijk gereed met een afkeurend oordeel. Men kan met één oogopslag het verschil zien tusschen het buitenlandsche goed en het hier te lande gefabriceerde, heet 't dan; het buitenlandsche is veel eleganter, veel solieder enz. Dat dit heel vaak verbeelding is, kan onmiddellijk hieruit worden bewezen dat men in het Nederlandsche fabrikaat, als het maar onder vreemde vlag vaart, al de eigenschappen van het uitheemsche waardeert.
Een teekenend voorbeeld vertelde op de Zwolsche vergadering de afgevaardigde van Breda. Noord-Brabantsche schoenfabrikanten brengen aan de Nederlandsche markt Nederlandsche schoenen onder Amerikaanschen naam, in Amerikaansche verpakking en met een Amerikaansch merk.
In die vermomming gaan deze schoenen voor een prijs die 30 tot 35 percent hooger is dan wanneer zij als Nederlandsche schoenen worden verkocht.
In al deze gevallen betaalt men dus den prijs voor zijn dwaas vooroordeel, en zoo zou men er vrede mee kunnen hebben. Doch hiermede wordt het domme vooroordeel niet bestreden; in tegendeel hierdoor wordt het gevoed. Het gaat ten koste van de waardeering van eigen industrieele kracht.
Een ander gevolg van die domme minachting en bespottelijke voorkeur voor het vreemde is, dat de winkelier meent - en ten onrechte? - zijn klanten in 't gevlei te komen door Fransche of Engelsche opschriften, door omzendbrieven in een vreemde taal enz.
Vaak heeft men dit in den winkelier gehekeld - ook Neerlandia is daarin niet achter gebleven - maar is daarvan niet in de allereerste plaats het publiek zelf de schuld? De winkelier moge vinden dat die Fransche of Engelsche zwier zijn zaak zeker stempel van deftigheid geeft; wanneer hij niet tevens overtuigd was dat de menschen liever bij een English tailor gaan dan bij een Hollandschen kleermaker; liever in een winkel koopen, waar men boots and shoes, dan waar men schoenen of laarzen kan krijgen; dat een Fransche omzendbrief van een magasin de robes et fourrures meer indruk maakt dan een in het Nederlandsch gestelde, dan zou hij in zijn eigen belang het zeker nalaten.
Een treffend staaltje hebben wij daarvan nog kort geleden gehad. De firma P. Theunissen & Zoon had aan 't Haagsche publiek een Franschen omzendbrief gezonden. Op onze aanmerking hierop ontvingen wij het volgende antwoord:
‘Het is u waarschijnlijk niet bekend, maar het is een vaststaand feit, dat door Belgische en Fransche schoenmakers zeer veel schoeisel geleverd wordt in Nederland; in het bijzonder aan afnemers, die veel voelen voor goede kleeding en daarom bereid zijn voor die kleeding veel geld uit te geven.
Daar wij overtuigd zijn, dat ons artikel in geen enkel opzicht achter staat bij het buitenlandsch fabricaat, hebben wij ons per rondschrijven gewend tot het Haagsche publiek en omdat wij trachten het buitenlandsche artikel te bestrijden, hebben wij gemeend, dat een brief in de Fransche taal het meeste gevolg zoude hebben.
Wij hebben dus getracht onze zaak en de Nederlandsche nijverheid te bevoordeelen en hebben daar-