Het Nederlandsch en de luchtvaart.
Het stukje over ‘de eigen taal in de lucht’, in ons vorig nummer opgenomen, heeft weer de woordsmeden (eere zij hun bedrijf!) aan het werk gezet.
Een wil er den bestuurder van het vliegtuig zwever noemen. Vroeger is die naam al voor het toestel zelf voorgeslagen.
Een ander doet kunstvlieger aan de hand, vermits vlieger alleen wat anders beduidt.
Een derde verzint kliever.
Een van de woordsmeden vindt, dat het niet aan de spraakmakende gemeente moet overgelaten worden, het nieuwe vliegtuig en den bestuurder te benoemen, aangezien er dan wel weer iets leelijks voor den dag kan komen, zooals fiets inplaats van rijwiel.
Smaken verschillen, maar wij vinden fiets geen leelijk woord. Er ligt iets van 't snelle en suizend voorbij-ijlende van het rijwiel in. Het werkwoord is er ook gemakkelijk van te gebruiken, alsmede de samenstellingen.
Bovendien, leelijk of niet leelijk, de volksmond kiest het woord en gebruikt 't, en daarmede is het uit. Dat bewijst niets beter dan het woord fiets, dat het overigens ook bruikbare, naar wij meenen door prof. M. de Vries gesmede woord rijwiel in de levende taal geheel overvleugelt.