Neerlandia. Jaargang 14
(1910)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |
Oost-IndiëVerslag van de Groep Ned. Indië over 1909.Moest in het vorige jaarverslagGa naar voetnoot1) worden gezegd dat de Groep weinig had kunnen doen door de groote zorg die de administratie van de verschillende bestuursleden vergde en door den ongunstigen stand der geldmiddelen, ook in het jaar 1909 werkten deze beide ongunstige factoren met niet geringe kracht. Vooral de laatste; eerst wanneer wij geheel uit de geldzorgen zijn zal het mogelijk wezen al datgene te verrichten wat voor het Verbond in Nederlands belangrijkste bezitting te doen valt. Toch kunnen wij met eenige tevredenheid op 1909 terugzien: er kunnen eenige daden worden gemeld, naast vele pogingen. Een kort overzicht van beide moge volgen: Aan het Hoofdbestuur werd gevraagd de mogelijkheid te overwegen om een bureau te openen voor het geven van inlichtingen aan hen, die zich naar Indië willen begeven en om een inrichting in het leven te roepen waar jongelieden zich voor een werkkring hier te lande kunnen bekwamen. Het eerste verzoek is in zooverre ingewilligd, dat door de Nederlandsche Vereeniging ‘Oost en West’ een informatie-bureau is ingesteld, waarin o.a. zitting heeft onze afgevaardigde in het Hoofdbestuur, de heer H.D.H. Bosboom. Aan het tweede werd tot nog toe niet voldaan, omdat het Hoofdbestuur van gevoelen is dat Alkmaar, Breda, Delft, Leiden, Wageningen, Willemsoord, de verschillende handelsscholen, de Amsterdamsche machinisten-school, de zeevaartscholen en andere reeds voldoende gelegenheid geven om voor Indië nuttige kundigheden te verwerven. Er heerscht in deze eenig misverstand, aangezien wij ons voorstellen een nieuwe inrichting voor ingenieurs, technici, enz. om speciaal Indische kundigheden (talen, landen volkenkunde, verbandleer en dergelijke) te verwerven, zoodat wij op deze zaak zullen terugkomen. Verder werd een adres-beweging op touw gezet om tot H.M. de Koningin het eerbiedig verzoek te richten, om te willen bewerken dat binnen niet al te langen tijd Haar Doorluchtige Gemaal, Prins Hendrik der Nederlanden, namens Haar de voornaamste deelen van ons uitgebreid Insulinde bezoekt. Hoewel de ‘Oproep’ aanleiding gaf dat zeer veel onvriendelijke opmerkingen tegen ons werden geuit, terwijl verdachtmakingen zelfs niet achterwege bleven, zoo kunnen wij op deze poging met opgewektheid terug zien. Niet minder dan 60.000 personen van alle rassen uit den Archipel toonden door het teekenen van onze lijsten dat zij ons streven in deze op prijs stelden. Daar de Regeering een groot aantal portretten van de Koningin hier te lande heeft verspreid meenden wij te mogen afzien van verdere pogingen om de oplaag van een portret ter kostelooze verspreiding in ons bezit te krijgen. Wij blijven evenwel uitzien naar de mogelijkheid een handelshuis er toe te brengen een hoeveelheid portretten te doen uitzenden ten behoeve van de Inlandsche markt. Het is bedroevend dat op alle passers wel portretten van vreemde staatshoofden worden verkocht, maar dat die van onze eigen Vorstin er niet te krijgen zijn. Ten behoeve van de Brusselsche Tentoonstelling werd aan de uitgevers van tijdschriften en nieuwsbladen om enkele exemplaren van hun uitgaven verzocht. Hoewel het ons niet is gelukt exemplaren van alle bladen te verkrijgen, zoo kunnen wij toch met erkentelijkheid gewagen van de groote medewerking die wij in deze hebben ondervonden. Naar aanleiding van het oprichten van een vereeniging om Indische jongelieden in staat te stellen hun studiën in Nederland te voltooien, richtten wij tot de Regeering een rekest, waarin wij de wenschelijkheid aantoonden dat voor eenige der best geslaagde leerlingen van daartoe aan te wijzen onderwijsinrichtingen, waar het Nederlandsch voertaal is van het onderwijs (bijv. de scholen voor middelbaar en vakonderwijs en de school tot opleiding van Inlandsche artsen) de mogelijkheid geopend worde hun studiën in Nederland op 's Lands kosten te vervolgen. Op het rekest kwam al spoedig een afwijzende beschikking; Z.Exc. de Gouverneur-Generaal Van Heutsz stond echter toe dat erop teruggekomen wordt en verleende daartoe inzage van de stukken. Overwogen wordt wat ons in deze, voor de Indische jeugd zoo belangrijke aangelegenheid, verder te doen staat. In zake de vereenvoudigde spelling was de Afd. Semarang de eenige die gevolg gaf aan ons verzoek om over dit onderwerp een lezing te doen houden. Het bestuur van de Afd. Batavia meende dat er na het instellen van de Staatscommissie geen aanleiding was de zaak te behandelen. Het Groepsbestuur is het niet eens dat thans rustig kan worden gewacht en blijft zijn aandacht aan deze belangrijke aangelegenheid wijden. Door de Afd. Buitenzorg werd ons een zeer goed denkbeeld aan de hand gedaan, n.l. om een verzameling lantaarnplaatjes bijeen te brengen over het werken van Nederlanders in hun eigen land en in den vreemde voor het houden van propaganda-lezingen. Wij hopen dat het Afdeelingsbestuur dat de uitvoering van dit denkbeeld op zich heeft genomen, veel steun zal ondervinden. Ten einde bespreking over voorstellen van de Afdeelingen mogelijk te maken, is besloten dat in den vervolge jaarlijks een bijeenkomst zal worden gehouden van het Groepsbestuur met vertegenwoordigers van de besturen van onze Afdeelingen op Java. Wij verwachten van deze bijeenkomsten veel heil, al was het alleen maar om heerschende misverstanden uit den weg te ruimen. Een ander middel om tot verhoogde samenwerking te geraken was het verzoek aan de Afdeelingsbesturen om opzending van een afschrift van de verslagen van hun verschillende vergaderingen. Ter versterking van het ledental werd een boekje samengesteld en verspreid, waarin wordt uiteengezet wat door het Verbond is gedaan en wat in deze nog te doen valt. In het verslagjaar had het boekje nog weinig uitwerking, maar begin 1910 onderging het ledental een hoogst welkome versterking. Evenwel er zijn nog veel te weinig leden en opnieuw willen wij onzen leden dringend verzoeken te trachten in eigen kring vrienden voor ons streven te winnen. Het getal 1038 waarmede wij het boekjaar afsloten is waarlijk niet bevredigend. Van de werkzaamheden van de Afdeelingen kan weinig worden vermeld, omdat hun verslagen te laat zijn ingediend. Behalve hetgeen hierboven reeds is aangestipt, moet in herinnering worden gebracht de Heije-avond te Semarang en het Juliana-feest te Batavia. Medewerking van de leden van de Indische Groep aan het Verbonds-orgaan Neerlandia bestaat nagenoeg niet. Dit moet zeer worden betreurd; het Groepsbestuur kan niet alles zelf doen en kan bepaaldelijk in dit opzicht door vrijwel elk lid worden geholpen. Zeer erkentelijk zijn wij de Redactie voor het keurige Batak-nummer. Dank zij vooral de hulp van de Directies van het Bataviasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen en de Militaire Societeit Concordia te Weltevreden kon een groote hoeveelheid postzegels naar Groep België worden gezonden. Wij bevelen deze wijze van steun verleenen ten zeerste in de aandacht van onze leden aan. In de samenstelling van onze vertegenwoordiging | |
[pagina 107]
| |
in het Hoofdbestuur kwam geen verandering daar de heer J.M. Pijnacker Hordijk die aan de beurt was om af te treden, zich herkiesbaar stelde, een bereidwilligheid, waarvan het Groepsbestuur zich haastte gebruik te maken. Hem en de heeren H.D.H. Bosboom, Mr. C.Th. van Deventer en Prof. Dr. J.J.A. Muller is de Groep veel dank verschuldigd voor hun trouwe behartiging van onze belangen. De wensch in het vorige verslag uitgesproken dat verhoogde werkzaamheid van het Groepsbestuur meer belangstelling van de vertegenwoordigers zou te weeg brengen is gebleken niet ijdel te zijn; vooral in zake leden werven bewezen verschillende heeren ons groote diensten. In 1909 verklaarden de volgende leden zich bereid in die hoedanigheid het Verbond te dienen: H.A. de Santy, controleur bij het Binnenl. Bestuur te Besoeki; Mr. F. Vorstman, advocaat te Makasser; J. Hofland, resident van Madioen; D.G.C. Heldring te Malang; Mr. H. Rahder, officier van justitie te Medan; P.G. Luppes, agent van de Borneo-Sumatra Maatschappij te Pontianak; G.A.R. van Maanen, onderwijzer te Toeloeng-Agoeng; J.A.N. Engelenberg, Resident van Djambi; W.A. Tuyl Schuitemaker, onderwijzer te Padang; W.K. Tehupeiory, arts te Blinjoe. Ons bestuur verloor de heeren H.M. la Chapelle, Th.G.G. Valette, H.A. Kooy, Mr. A.C.H. Graafland en H.J. Vermeer, terwijl toetraden de heeren M.G. Hoekstra, directeur van de Koningin Wilhelmina-School; Dr. J. Noordhoek Hegt, waarn. directeur van de Inlandsche Artsenschool en W.R. de Greve, Luit.-Kol. bij den Generalen Staf. Aan hen die aftraden moge hier een woord van dank worden gebracht voor de diensten door hen aan de Vereeniging bewezen. Nog valt te vermelden dat het bestuurslid J.W. Roessingh van Iterson J.Azn. in Januari gekozen tot secretaris-penningmeester deze functie, welke hij reeds waarnam, op zich nam, dat de heer M.G. Hoekstra werd aangewezen als lid van het Dagel. Bestuur en dat de heer Kooy werd benoemd tot eerelid van het Groepsbestuur. Thans aan het einde van ons verslag gekomen, willen wij allen die ons op eenige wijze steunden daarvoor onzen oprechten dank betuigen en verder de verklaring afleggen dat wij den toestand der Vereeniging thans niet meer, als verleden jaar, eenigermate verontrustend achten, maar met de beste verwachtingen het nieuwe jaar zijn ingegaan; ook de stand van de kas laat eenige blijmoedigheid toe. Het Groepsbestuur. |
|