Gesprekken met Ned. Consuls.
In het begin der vorige maand waren wij in Den Haag op den spreekdag van den heer B.H.L.A. Besseling, Consul der Nederlanden te Mombassa.
Uit het onderhoud ons zoo welwillend toegestaan, teekenen wij het volgende aan:
Nederlanders zijn er bij weten van den Consul, in zijn ambtsgebied, dat Britsch Oost-Afrika, Zanzibar, Oeganda en Duitsch Oost-Afrika omvat, slechts zeer weinige. Maar wel is er in den laatsten tijd een vrij groote trek van Transvaalsche Boeren naar Britsch Oost-Afrika. Van waar deze Boeren kwamen, kon de Consul niet met zekerheid zeggen. Hij geloofde rechtstreeks uit Transvaal, wat wij betwijfelen, omdat de Zuid-Afrikaansche bladen niet van een ietwat beteekenenden uittocht van Transvalers naar deze kolonie hebben gerept. Veel eer denken wij, dat het Boeren uit Humpatha zijn, bij sommige van wie de treklust weer vaardig is geworden.
De heer Besseling verklaarde dat het Engelsche bestuur deze Boeren niet ongaarne zag komen, omdat men ze als uitgelezen voortrekkers beschouwt. Deze Afrikaners vinden diep het binnenland in reeds enkele landgenooten, mannen en vrouwen, wier lof als pioniers President Roosevelt in zijn reis- of jachtbrieven heeft gezongen.
Maar al wonen er in dit gedeelte van Midden-Afrika bijna geen Nederlanders, de Hollandsche nijverheid en handel hebben er zich weten te nestelen. De Twentsche industrie doet er groote zaken en slaagt er in de scherpe mededinging van Engeland en Duitschland het hoofd te bieden. De katoenen kafferkombaarzen zijn bijna alle uit de fabriek van Van Heek, uit Enschedé.
Maar ook onze zuivelprodukten: kaas en boter worden er gretig gekocht, door de blanke bevolking natuurlijk, die er snel in aantal toeneemt.
Veel belangwekkends vertelde ons de heer Besseling van Britsch Oost-Afrika en Oeganda, het jonge land met zijn grootsche toekomst. Nog geen 10 ja-