Groot.
Welke is toch wel de oorzaak van het nog steeds niet bestaan van een passenden naam voor het zoo praktische 2½ centstuk? Een enkele maal hoort men wel eens spreken van ‘een halven stuiver’; doch voor den volksmond is een eigen woord, evenals cent, dubbeltje, stuiver, enz. wenschelijk.
Ik voor mij zou ‘groot’ een zeer geschikten naam vinden. In eene oude uitgaaf (1863) van J. Kramers Jz.'s ‘Algemeene Kunstwoordentolk’ lees ik:
‘Groot, is eene der oudste Nederl. munten, zoo geheeten omdat zij juist het gewicht van een gros of drachme, d.i.: ½ van een ons zilver had; ook eene rekenmunt in het oude Nederl. muntstelsel, = 2½ cent, nog menigmalen gehoord in vijf groot = 12½ ct.’
Kunt u met mijn voorstel medegaan, wilt dan den naam groot voor dit geldstuk helpen verspreiden door uw veelgelezen tijdschrift.
Hoogachtend,
Uw dw.,
P.J. VAN HOUTEN.
's Gravenhage, 28 Jan. 1910.
In de rekenboekjes van D. van Pelt e.a. wordt tegenwoordig weer met grooten gewerkt.
Red.