Het eerste Algemeen Nederl. Studentencongres en de stichting van het Algemeen Nederl. Studentenverbond.
(Van de Vlaamsche Redactie).
Het houden van het eerste Algemeen Nederlandsch Studentencongres te Antwerpen op 29, 30 en 31 Januari j.l. is een feit van zeer groote beteekenis. Wie had voor weinige jaren nog aan de mogelijkheid daarvan durven denken? En nu is het waar geworden dat Noord- en Zuid-Nederland, Zuid-Afrika en Aken hun afgevaardigden naar de Scheldestad gezonden hebben en dat daar een paar dagen lang studenten van alle kleur, katholiek en liberaal zich met elkaar als Nederlandsche studenten verbroederd hebben. Al de Noord-Nederlandsche studentencorpsen, behalve Delft, waren er officieel vertegenwoordigd door verschillende van hun senatoren; de opstelraden van de Noord-Nederlandsche studentenbladen hadden er afgevaardigden heen gezonden, de landbouwschool te Wageningen en de vereeniging ‘Hollandia’, die aan de Handelshoogeschool te Aken bestaat, waren niet achterwege gebleven. Leuven, Gent, Brussel en Luik, de veeartsenijschool te Cureghem en de Hoogere Handelsschool te Antwerpen (de ‘Nederlandsche Studentenkring’, tevens Studentenafdeeling van het A.N.V., die aan deze onderwijsinstelling bestaat, had ter gelegenheid van zijn vijf en twintig jarig bestaan dit Congres bijeengeroepen, dank zij vooral den wakkeren student K. Haegeman), waren aanwezig; twee Zuid-Afrikaansche jongelieden, die te Gent studeeren, vertegenwoordigden de Nederlandsche stamgenooten van over de verre zee en aldus werd een eerste band gelegd tusschen al de studeerenden van Groot-Nederland.
Het was nog maar een eerste kennismaking, doch de omstandigheid dat het over het algemeen zoo aristocratische studentenleven van Noord-Nederland een oogenblik heeft samengevloeid met het bij uitstek democratische van Zuid-Nederland is een merkwaardige gebeurtenis. Verschil in stand, onderscheid in levensopvatting, overtuiging en godsdienst werden hier ter zijde geschoven, om alleen plaats te maken voor het besef dat allen die daar bijeengekomen waren zich vóór alles Nederlanders, Groot-Nederlanders gevoelden.
De toenadering tusschen Noord en Zuid, dat was de hoofdtoon die weerklonk in de redevoeringen van Pol de Mont, die zijn gehoor in vervoering wist te brengen, van Dr. Van de Perre, van Dr. Rudelsheim, van den voorzitter van den ‘Nederlandschen Studentenkring’, den heer De Smet, die de openingsrede uitsprak, en van den Leidschen student, den heer A.M. Joekes, die de tweede Congreszitting leidde.
Noord-Nederland komt dichter tot Vlaanderen, Vlaanderen komt dichter tot Noord-Nederland en dat gebeurt door bemiddeling van de besten onder de Groot-Nederlandsche jeugd, van degenen, waaronder er later zeer zeker verschillende zullen zijn die als leiders van de belangen van land en volk zullen optreden.
Begrijpt men wat dat zeggen wil? Beseft men wat het beteekent wanneer de toekomst van Noord- en Zuid-Nederland met elkaar in aanraking komt, wanneer de Noord-Nederlandsche jeugd kennis maakt met den Vlaamschen strijd voor het behoud van eigen taal en het verkrijgen van eigen beschaving, wanneer de Zuid-Nederlandsche studeerenden de verstandelijke ontwikkeling van het Noorden leeren kennen? Een uitwisseling van denkbeelden, een doordringen van elkanders opvattingen, het afstompen van de scherpe kanten van beider karakters, het tot stand komen van een grooter harmonie, van een mooier eenheid, het bewust worden dat zij allen deel uitmaken van één geheel, den Nederlandschen stam.
Van dit alles is de grondslag gelegd tijdens dit eerste Algemeen Nederlandsch Studentencongres.
Maar men heeft meer dan dat gedaan. Men is niet blijven steken bij de theoretische, soms zelfs hartstochtelijke besprekingen en beschouwingen welke ieder Congres zoo wat kenmerken. Men heeft ook daad-